Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat zijn gameten?

A

Voortplantingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een zygote?

A

De nieuwe cel na bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen feno- en genotype?

A

Je fenotype is wat men aan de buitenkant laat zien. Je genotype is wat je genetische materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is polygenische overerving?

A

Een overerving, waarbij een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is epigenetica?

A

Studie naar de invloed van omgevingsfactoren op de uiting van genen en de ontwikkeling van organisme over generaties heen (hongerwinter onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is downsyndroom?

A

Aangeboren afwijking door een extra chromosoom op het 21e paar. Verstandelijke beperking, uitwendige kenmerken, medische problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het fragiele X-syndroom?

A

Beschadigd gen op het X-chromosoom. Verstandelijke beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is sikkelcelanemie?

A

Erfelijke vorm van bloedarmoede, rode bloedcellen hebben vreemde vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de zieke van Duchenne?

A

Komt bijna alleen bij jongens voor. Spierziekte waarbij spieren steeds zwakker worden (broer van Tess)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het syndroom van Klinefelter?

A

Een aandoening die alleen bij jongens voorkomt. Extra X chromosoom. Onderontwikkelde geslachtsdelen, borstontwikkeling en extreme lengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een vruchtwaterpunctie?

A

Invasive test om genetische afwijking te vinden door foetale cellen uit de vruchtzak te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een vlokkentest?

A

Invasive test om genetische afwijkingen te vinden door monster te nemen van haarachtig materiaal om de embryo heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een NIPT?

A

Niet invasive prenatale test om triosomie op te sporen inneemt bloed van de moeder voor gen 21 (down), 18 (Edward) en 13 (patau) door Dna in bloed van moeder te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is multifactoriële overerving?

A

De bepaling van eigenschappen door een combinatie van genetische factoren en omgevingsfactoren, waarbij een genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een fenotype zich kan manifesteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het actief genotype-omgevingseffect?

A

Een situatie waarin een kind zich richt op de aspecten van zijn omgeving die het best aansluiten op diens, genetisch bepaalde, capaciteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het passief genotype-omgevingseffect?

A

Een situatie waarin de ouders de omgeving van het kind beïnvloeden door hun eigen genetische aanleg.

17
Q

Wat is het evocatief genotype-omgevingseffect?

A

Een situatie waarin de genen van het kind een specifiek type omgeving oproepen.

BV: heeft goede coördinatie, doet graag bal spellen, DUS ouders doen hem op voetbal.

18
Q

Wat zijn de stadia van de prenatale periode?

A

1 Germinale staduim
2 embryonale stadium
3 foetale stadium

19
Q

Hoelang duurt het Germinale stadium?

A

Tot twee weken na de bevruchting.

20
Q

Wat is de taak van de Placenta?

A

Werkt als een doorgeefluik om zuurstof en voeding via de navelstreng naar de baby brengen.

21
Q

In welke prenatale periode bevind de baby zich in het embryonaal stadium?

A

Van de 2e tot 8ste week na de bevruchting.

22
Q

Wat wordt er ontwikkeld in het Embryonaal stadium?

A

De fundamentele anatomie en de belangrijkste organen.

23
Q

In welke prenatale periode bevindt de baby zich in het foetaal stadium?

A

8 weken na de conceptie tot de geboorte.

24
Q

Wat is opvallend aan het foetaal stadium?

A

Baby groeit extreem snel en gaat bewegen in de buik. De verhouding tussen hoofd en lijf wordt steeds beter.

25
Q

Wanneer spreken we van onvruchtbaarheid?

A

Als men niet zwanger kan raken na 12-18 maanden proberen.

26
Q

Wat houdt In-vitrofertilisatie in?

A

Procedure waarbij er eicellen uit de eierstokken verwijderd worden, waarna deze in een laboratorium bevrucht worden door een zaadcel. Dit zal vervolgens in de baarmoeder geplaatst worden.

27
Q

Wat bedoelt men met het teratogeen effect?

A

Een omgevingsfactor tijdens de zwangerschap die kan leiden tot geboorte afwijkingen, bevalling problemen of een miskraam.

28
Q

Wat is het Foutaal alcohol syndroom?

A

Een cognitieve stoornis bij kinderen door alcohol misbruik tijdens de zwangerschap.