Hoofdstuk 3 Flashcards
Een georiënteerde hoek
een georiënteerde hoek is bepaald door een punt (het hoekpunt) en twee halve rechten (beginbeen en eindbeen) in een bepaalde volgorde; doorgaans zijn de benen verbonden door een boogje waarop een pijltje het eindbeen aanwijst. Staat het pijltje in tegenwijzerzin, dan is de oriëntatie positief
De goniometrische cirkel
is de cirkel met als middelpunt de oorsprong van het assenstelsel en als straal 1. Hij wordt onderverdeeld in vier kwadranten, vanaf de positieve x-as in tegenwijzerzin genummerd I,II,III, IV
Een middelpuntshoek van een cirkel
Een middelpuntshoek van een cirkel heeft een grootte van 1 radiaal als de cirkelboog die erbij hoort juist even lang is als de straal R van de cirkel.
De bol
De bol met middelpunt O en straal R > 0 is de verzameling van alle punten van de driedimensionale ruimte waarvan de afstand tot O hoogstens R is.
De sfeer
De sfeer met middelpunt O en straal R > 0 is de verzameling van alle punten van de driedimensionale ruimte waarvan de afstand tot O gelijk aan R is.
Een grote cirkel
Een grote cirkel op een sfeer is de snijlijn van de sfeer met een vlak door het middelpunt van de sfeer. Alle grote cirkels op een sfeer hebben dezelfde straal (nl. de straal van de sfeer)
Een boldriehoek
Een boldriehoek is een kromlijnige driehoek waarvan de zijden bogen zijn van drie grote cirkels
Een hoek van een boldriehoek
Een hoek van een boldriehoek is de hoek gevormd door de raaklijnen aan de twee cirkelbogen die in dat hoekpunt samenkomen.
Een middelpuntshoek van een boldriehoek
Een middelpuntshoek van een boldriehoek is de middelpuntshoek van een zijde. De zijden zijn evenredig met de middelpuntshoeken: bij een middelpunthoek van (alpha) radialen hoort een zijde a = R(alpha).