Hoofdstuk 2 • LWEO HAVO 3 • Flashcards

1
Q

Arbeid

A

De inzet van menselijke capiteit voor het produceren van goederen en diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bruto binnenlands product (bbp)

A

De toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cumuleren

A

Het voorafgaande erbij optellen. Optellen van percentages van laag naar hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Groeipercentages

A

Percentages die aangeven hoeveel procent een bepaalde variabele veranderd is ten opzichte van het jaar daarvoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Groen bbp

A

Het bbp minus geschatte (monetaire) waarde van schade aan het milieu plus geschatte (monetaire) waarde van verbetering aan het milieu. Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het milieu. Anders gezegd: maatstaf voor welvaartsgroei die rekening houdt met de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en het milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

human development index (HDI)

A

Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau van de bevolkin en met de gezondsheidszorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kapitaal

A

De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de productie worden ingezet. Men ondescheidt reeel kapitaal (=kapitaal goederen) en geldkapitaal (=vermogen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kapitaalgoederen

A

Goederen van een onderneming waarmee geproduceerd wordt om een inkomen te verkrijgen. De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen en voorradeneindporduct die bij de productie worden ingezet.
Synoniem: Kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Loonquote

A

Het deel van het binnenlands inkomen dat naar werknemers gaat. Loons als percentage van het nationaal inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lorenzcurve

A

(lorenzkromme) Een grafiek die de (on)gelijkmatigheid van een verdeling weergeeft, bijvoorbeeldvan de verdeling van het totale inkomen over personen of huishoudens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nationaal inkomen

A

Inkomens van alle mensen in een land bij elkaar opgeteld in een bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Natuur

A

Een productiefactor die lucht, zonlicht, aarde, water, de mineralen, gas, olie, kolen, de ligging, het relief, de bodemgesteldheid, de rivieren, meren en kusten omvat die bij de productie worden ingezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ondernemerschap

A

De kennis, het inzicht en het risico durven nemen om een onderneming te starten en te runnen. Een productiefactor die beloond wordt voor het dragen van de economische risico’ s die ontstaan door het combineren van de andere productiefactoren (arbeid, natuur, kapitaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Overdrachtsinkomen

A

Dat deel van het inkomen dat mensen krijgen zonder deelname aan het productieproces. Het bestaat uit de uitkeringen en subsidies/toeslagen. Overdrachtsinkomen zijn sociale uitkeringen die je ontvangt zonder een bijdrage te leveren aan de productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Primair inkomen

A

Het inkomen dat verdiend wordt in het productieproces. Voorbeelden: loon, rente, pacht en winst. Is gelijk aan productie (waarde en toegevoegde waarde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Productiefactoren

A

De middelen waarmee wordt geproduceerd, namelijk arbeid, ondernemerschap, kapitaal(goederen) en natuur(lijke hulpbronnen).

17
Q

Welvaart

A

De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.