hoofdstuk 2 globalisering Flashcards

1
Q

globalisering

A

het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tijd-ruimtecompressie

A

het proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen daalt, vooral als gevolg van de moderne transport- en communicatietechnologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

absolute ligging

A

ligging van een plaats uitgedrukt in kilometers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

relatieve ligging

A

de ligging van een plaats of gebied ten opzichte van andere plaatsen en gebieden vooral gelet op bereikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

relatieve afstand

A

de afstand uitgedrukt in tijd, geld en moeite die het kost om deze te overbruggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

afstandsverval

A

het verschijnsel dat de interactie tussen gebieden afneemt naarmate de afstand toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

absolute afstand

A

de afstand hemelsbreed uitgedrukt in kilometers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mainport

A

intercontinentaal knooppunt in een transportnetwerk, zoals luchthavens en havens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

global village

A

term waarmee wordt aangegeven dat de wereldbevolking een gemeenschap is waarin relatieve afstand en isolatie sterk verminderd zijn door transport- en communicatietechnologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

transporttechnologie

A

technische voorzieningen die samenhangen met het vervoer van goederen en mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interactietheorie

A

theorie die ervan uitgaat dat de uitwisseling van goederen, mensen of ideeën tussen gebieden alleen tot stand komt wanneer aan drie basisvoorwaarden is voldaan: complementariteit, transporteerbaarheid en geen tussenliggende mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

transportnetwerk

A

het geheel van transportkosten die zijn verbonden met knooppunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mondiale en transnationale netwerken

A

verbindingen tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein: het kansen netwerk zijn tussen twee landen (transnationaal) of een wereldwijde (mondiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

communicatie- en informatietechnologie

A

alle technieken die het mogelijk maken op elektronische wijze te communiceren en informatie van het ene punt naar het andere punt te verspreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

WTO (wereldhandelsorganisatie)

A

internationale organisatie, in 1995 door westerse landen opgericht, met als doel de bevordering van de internationale handel, de beslechting van handelsconflicten en de opheffingen van de handelsbarrières: de WTO streeft naar liberalisering van de wereldmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vrijhandel

A

handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen, zoals invoerrechten, bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

productieketen

A

de route die een product aflegt van idee of grondstof tot dienst of eindproduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nieuwe internationale arbeidsverdeling

A

de sinds de jaren 1970 onder invloed van de globalisering veranderde economische rol van centrum, semi periferie en periferie in het wereldsysteem

19
Q

politieke globalisering

A

de wereldwijde intensivering en uitbreiding van politieke relaties tussen staten

20
Q

blokvorming

A

landen zoeken aansluiting en steun bij elkaar om hun positie (vooral economisch en geopolitiek) te vresterken

21
Q

burgerschap

A

actieve betrokkenheid bij de samenleving waarin je woont

22
Q

regionalisme

A

groepen mensen koesteren hun regionale identiteit en proberen de regionale eigenheid te behouden en te benadrukken

23
Q

culturele globalisering

A

het proces waarbij er een grotere verwevenheid ontstaat tussen cultuurgebieden, vooral het proces van amerikanisering speelt hierbij een rol

24
Q

lingua franca

A

de voertaal in een gebied waar meerdere talen gesproken worden, op wereldschaal is dat Engels

25
Q

amerikanisering

A

de wereldwijde verbreiding van de Amerikaanse (westerse) cultuur en waarden

26
Q

culturele identiteit

A

centrale waarden van een cultuur waaraan een volk zijn eigenheid ontleent

27
Q

hegemoniale staat

A

een land dat gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld domineert op economisch, militair, financieel en cultureel gebied

28
Q

exploitatiekolonies

A

een kolonie die door het moederland wordt gebruikt als wingewest; de kolonie wordt door het moederland aan de ene kant gebruikt om grondstoffen te leveren en dient aan de andere kant als afzetmarkt voor de producten van het moederland

29
Q

vestigingskoloniers

A

een gebied waar kolonisten zich blijven vestigen; zij bouwden het gebied opnieuw op, vaak naar het voorbeeld van het moederland

30
Q

europeanisering

A

de beïnvloeding van de koloniale gebieden op economisch, politiek en cultureel gebeid vanuit Europa vanaf de 16e eeuw

31
Q

imperialisme

A

het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen uitbreiden door gebieden te veroveren en te controleren

32
Q

dekolonisatie

A

het proces waarbij koloniën zelfstandige staten worden

33
Q

uitschuiving

A

het proces van verplaatsing van bedrijven en functies vanuit een welvarender gebied (bijv centrumland) naar een gebeid met lagere lonen (bijv periferie); dit proces kan zich op meerdere schaalniveaus voordoen

34
Q

fragmentarische modernisering

A

bepaalde regio’s of economische sectoren in een land maken wel gebruik van moderne hulpmiddelen en andere delen niet

34
Q

fragmentarische modernisering

A

bepaalde regio’s of economische sectoren in een land maken wel gebruik van moderne hulpmiddelen en andere delen niet

35
Q

backwash-effecten

A

negatieve invloed van een gebied (meestal centrum) op de economische ontwikkeling van een ander gebied (meestal periferie); door afroming van hulpbronnen, arbeidskrachten (braindrain) en kapitaal stagneert de economische groei in de regio

36
Q

economische globalisering

A

het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden op economisch terrein toeneemt, met name door de opkomst van mno’s

37
Q

spread-effecten

A

de positieve economische invloed van een welvarender gebied op een ander gebied, zoals externe investeringen en overdracht van kennis, waardoor de welvaart in het andere gebied toeneemt

38
Q

global shift

A

een (mogelijke) verschuiving van het economische en politieke zwaartepunt in de wereld, bijvoorbeeld van de landen rond de atlantische oceaan naar gebieden rond de stille oceaan

39
Q

multipolaire wereldorde

A

een ordening van de wereld op economisch en politiek gebied waarbij deze uit meerdere (regionale) machtscentra bestaat

40
Q

andersglobalisten

A

organisaties en critici die zich wereldwijd verzetten tegen de huidige, sterk door de mno’s vormgegeven, globalisering

41
Q

geopolitiek

A

de invloed van geografische omstandigheden zoals omvang, ligging en beschikbaarheid van hulpbronnen op de buitenlandse en de veiligheidspolitiek in een staat

42
Q

triade

A

het geheel van verbanden tussen de die belangrijkste economische machtsblokken in de wereld (Noord-Amerika, Japan en China en de EU)