Hoofdstuk 2: Begrippen Flashcards
1
Q
Geef de definitie van ‘‘Medium’’
A
Een stof waarvan men aanneemt dat deze een hele ruimte vult.
2
Q
Geef de definitie van ‘‘Continuüm’’
A
Een medium, waarin de toestandsgrootheden van punt tot punt vloeiend (zonder sprongen) verlopen
3
Q
Geef de definitie van ‘‘Fluïdum’’
A
Een medium waarvan de vorm zeer gemakkelijk kan worden veranderd
4
Q
Wanneer is een fluïdum ideaal?
A
Waneer deze onsamendrukbaar en wrijvingsloos is.
5
Q
Geef de definitie van ‘‘Stromingsveld’’
A
Een ruimte waar een fluïdum doorheen stroomt.
6
Q
Geef de definitie van ‘‘Stationair’’
A
In de tijd constant
7
Q
Geef de definitie van ‘‘Instationair’’
A
In de tijd niet constant