Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Door wie is de relationele model geintroduceerd en in welke jaar?
Wat zijn de voodelen van een relationele model?

A
  • Geintroduceerd door E.F. Codd in 1970
  • Eenvoudig concept: verzameling tabellen
  • Degelijk wiskundige basis: verzamelingenleer en leer van relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verzameling:

A

Ongeordend geheel van gelijksoortige elementen

Voorbeeld: N = verzameling van natuurlijke getallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Relatie:

A

Deelverzameling van de productverzameling van twee of meer verzamelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cartesisch product

A

Product van verzamelingen

Relatie = verzameling kleur(3),
verzameling maat(3)

Productverzameling = kleur x maat (9)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt een relatie weergegeven in een relationele databank?

A

Doormiddel van een tabel
Tabel = relatie
Tupel = rij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Attribuutnaam

A

kop van kolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Attribuutwaarde

A
  • Gelijksoortige waarden in kolom , deze moeten atomair zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is atomair

A

Elke cel bevat 1 waarde en heeft dus 1 betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is globaal

A

Als een attribuutnaam voorkomt in twee verschillende tabellen dan is de betekenis gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Invariant in de tijd

A

tijdsonafhankelijk(geboortedatum ipv leeftijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Graad van de tabel

A

Aantal attributen in een tabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cardinaliteit

A

Aantal tupels
Cardinaliteit kan veranderen
Graad niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Domein

A

Verzameling waarden die attribuut mag aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tupel

A

De gegevens in een rij van een tabel. Een rij is een verzameling bij elkaar hogende attribuutwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tupelschema

A

Relatieschema waar we de juiste attribuutnamen vermelden (studgebnr, studgebnaam, studgebmanager, managerstartdate)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nulwaarden

A

als een attribuutwaarde niet van toepassing is of onbekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kandidaatsleutel

A

De attributenverzameling die voor elke tupel verschillend is.

  • heeft eigenschp van minimaliteit
  • elke tupel is uniek dus min. 1 kandidaatsleutel
  • mag geen overtollige attributen bevatten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

primaire sleutel

A

De sleutel die gekozen wordt voor tupelidentificatie

- mag geen nulll bevatten

19
Q

Alternatieve sleutel

A

kandidaatsleutel die niet verkozen is tot primaire sleutel

20
Q

verwijssleutel

A

Verwijst naar 1 of meerdere ttabelle. Op die manier zorgen ze voor samenhang tussen verschillende tabellen

21
Q

ERD datastructuurdiagram

A

Toont de entiteiten of objecten en hun relaties

22
Q

Hoe worden verbanden gelegd tussen tabellen

A

Met foreign key

23
Q

Op welke manieren kunnen we een tabel ontwerpen

A

Conceptuele niveau
Logische niveau
Fysieke niveau

24
Q

Wat is de ouder kind associatie?

A

Tabel met foreign key = kind tabel

Tabel met primary key = ouder tabel waarnaar verwezen wordt

25
Q

Optionele relatie

A

Een iet verplichte relatie ( foreign key mag null zijn )

26
Q

Recursieve relatie

A

verwijzzizng gebeurt naar de tabel zelf

27
Q

Integriteit

A

Gegevens moeten consistent zijn (met elkaar in overeenstemming)

28
Q

Hoe kunnen we zorgen voor integriteit

A

Redundantie vermijden

Streven naar genormaliseerde database

29
Q

Wat is redundantie

A

Afleidbare en overbodige gegevens vermijden

30
Q

Entity integrity

A

Geen attributen met nulwaarden

Elk tupel moet uniek geidentificeerd zijn, primaire sleutel is uniek (entity integrity)

31
Q

Referential integrity

A

Waardencombinatie mag niet verwijzen naar niet bestaand tupel als T1 verwijst naar T2 moet T2 bestaan
Als tupel T1 niet verwijst naar een andere sleutel dan moeten alle attribuutwaarden van de verwijssleutel null zijn
(referential itegrity

32
Q

Domein restricties

A

Geeft aan dat een attribuutwaarde is gedefinieerd op een specifiek domein

33
Q

Constraints

A

Beperkende voorwaarden met betrekking tot de toegestane inhoud van een database

34
Q

Welke constraints zijn er met buhulp van SQL

A
primary key constraints 
foreign key constraints 
unique key constraints
not null constraints
check constraint
35
Q

Relationele algebra

A

Formele taal waarmee we onze database bevragen door middel van algabraische operatoren

36
Q

Noem enkele van deze algabraische operatoren op:

A

Verzamellnigsoperatoren

relationele operatoren

37
Q

Selectie (operator)

A

Relationele operator die tot doel heeft het selecteren van tupels uit een tabel

hierbij wordt een attribuutwaarde
vergeleken met een constante, of worden twee attribuutwaarden uit dezelfde tabel met elkaar
vergeleken.

Daarbij maken we gebruik van de vergelijkingsoperatoren: =, <>, , >=.

38
Q

Projectie (operator)

A

licht een aantal kolommen (attributen) uit een tabel, en voegt ze samen tot een nieuwe tabel,
waarna de identieke rijen worden verwijderd (een tabel mag geen identieke rijen bevatten).

39
Q

Join (operator)

A

Met behulp
van de join-operatie is het mogelijk om gegevens uit verschillende tabellen te combineren aan de
hand van gemeenschappelijke attributen en attribuutwaarden.

40
Q

Vereniging (Union)

A

De vereniging of unie van twee tabellen is op dezelfde manier gedefinieerd als gebruikelijk is in de
verzamelingenleer. Voorwaarde is dat de tabellen vergelijkbaar zijn, dit betekent dat de tabellen
evenveel attributen tellen (zelfde graad) en dat de overeenkomstige attributen hetzelfde domein
hebben.
Het resultaat van de vereniging van 2 vergelijkbare tabellen is de verzameling van alle tupels die in
tabel1 of in tabel2 of in beide tabellen voorkomen. Het resultaat bevat geen duplicaatrijen.

41
Q

Doorsnede (Intersect)

A

Voorwaarde is terug dat de tabellen vergelijkbaar zijn. De doorsnede van 2 vergelijkbare tabellen is
de verzameling van alle tupels die zowel in tabel1 als in tabel2 voorkomen. Het resultaat bevat geen
duplicaatrijen.

42
Q

Verschil (minus)

A

De functie van de verschiloperator is het selecteren van de tupels van een tabel welke wel in de
tabel, maar niet in een andere tabel voorkomen. Voorwaarde is eveneens dat de tabellen
vergelijkbaar zijn.

43
Q

Views

A

Bij een combinatie van projecties, selecties, joins, … verkrijgen we een resultaat dat ook een tabel is.
Deze “kijk” op de gegevens kunnen we ook permanent maken en als een virtuele tabel opslaan. Dat
noemen we een view.
De bekomen informatie wordt echter niet fysiek in de database opgeslagen. Views zijn te
beschouwen als virtuele tabellen, een wijziging van gegevens in een tabel wijzigt dus ook gegevens in
een view die ervan afgeleid is.
Men kan views net als tabellen benaderen en manipuleren met behulp van SQL-commando’s. Vaak
weet een gebruiker niet of hij een tabel, dan wel een view op een tabel benadert.