Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Hoe vind je in een frequentie tabel het aantal proefpersonen (N)

A

door alle frequenties bij elkaar op te tellen. Dus ∑F = N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bereken je proportie (verhoudingen)

A

p = f : N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Percentage van proportie

A

p% = f : N x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Richtlijn gegroepeerde frequentieverdeling ;

A
  1. ongeveer 10 klassenintervallen.
  2. breedte van elk interval moet een relatief eenvoudig getal zijn
  3. de onderste score van het klasseninterval moet een veelvoud van de breedte zijn. (interval 10? beginnen met 10, dan 20 30 40)
  4. Alle intervallen moeten dezelfde breedte hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel van frequentieverdeling

A

onderzoeker helpen gegevens makkelijk, overzichtelijk en duidelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cumulatieve percentage berekenen

A

C% = cf : N x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cumulatieve frequentie waarde (cf) bereken

A

frequenties van laag naar hoog bij elkaar op te tellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interpolatie

A

gebruik je wanneer een gewenst percentiel of percentielrang tussen twee bekende waarden ligt, het is dan mogelijk de waarde te schatten met behulp van polarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly