Hoofdstuk 16: het spijsverteringsstelsel Flashcards

1
Q

Bespreek de 4 lagen van het spijsverteringskanaal.

A
  1. Mucosa:
    - > Zorgt voor contractie en voortstuwen van voedsel
  2. Submucosa:
    - > Bevat bloedvaten voor aanvoer van zuurstofrijk bloed en afvoer zuurstofarm bloed
  3. Muscularis externa:
    - > Werking: autonome en reflectorische bewegingen
  4. Serosa:
    - > Bevat weivlies (=peritoneum)
    - > Biedt stevigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de 2 processen die voorkomen bij het voortbewegen van de darminhoud door het spijsverteringskanaal.

A
  1. Peristaltiek: verplaatsing van voedsel:
    - > Golven van spiercontracties die zich door het gehele spijsverteringskanaal verplaatsen.
    - > Tijdens een peristaltische beweging contraheren de kringspieren eerst achter de inhoud van het verteringskanaal. Daarna trekken de lengtespieren zich samen, waardoor aangrenzende segmenten van het verteringskanaal worden verkort.
  2. Segmentatiebewegingen: mechanisch mengen van voedsel:
    - > Bewegingen waardoor de voedselbrok wordt gekneed en verkleind. Als gevolg van deze beweging wordt de darminhoud na enige tijd grondig met de darmsappen gemengd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 4 belangrijke functies van de maag

A
  1. Tijdelijke opslag van voedsel
  2. Mechanische afbraak van voedsel
  3. Afbraak van chemische verbindingen door zuren en enzymen
  4. Productie van Intrinsic factor (opname vit B12)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van pariëtale cellen in de maag?

A

Pariëtale cellen geven de intrinsieke factor en Zoutzuur af:
Intrinsic factor -> vergemakkelijkt de opname van vit B12. Deze vitamine is nodig voor de normale erytropoëse.

Zoutzuur -> verlaagt de pH van het maagsap, waardoor de maaginhoud op een pH van 1,5-2,0 gehouden wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van zymogene cellen in de maag?

A

Zymogene cellen produceren pepsinogeen (=eiwit), en wanneer dit eiwit in contact komt met het zoutzuur van de pariëtale cellen, wordt pepsinogeen in pepsine omgezet. => Pepsine is een enzym dat eiwitten afbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een maagzweer?

A

Het zoutzuur dat in normale omstandigheden aanwezig is in de maag, richt zich naar de wanden en veroorzaakt letsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek de afgifte van klierproducten in de maag (3 fasen)

A
  1. Cefalische fase (voedsel nog niet aanwezig in de maag):
    - > Trigger: zien, ruiken of proeven van voedsel
    - > Gevolg: afscheiding van maagsap versnelt tot max 500ml/uur
  2. Gastrische fase (voedsel komt in de maag):
    - > Trigger: voedsel in de maag, prikkeling rekreceptoren en chemosensoren
    - > Gevolg: reflexmatige verschijnselen:
    • > Kneedbewegingen
    • > Meissnerplexus: afscheiding gastrine in het bloed
      - > Gastrine (=hormoon):
    • > Verhoogt contracties maag
    • > Vermenging voedsel met maagsappen => chymus
  3. Intestinale fase (voedsel komt terecht in dunne darm):
    - > Nadruk activiteit: remmend
    - > Trigger: voedsel komt in dunne darm (=dd) terecht:
    • > Maag raakt minder gevuld en dd meer gevuld
    • > Start van opname van voedsel via dd
  4. Opmerking: geen opname van voedsel in de maag:
    - > Binnenzijde maagwand bedekt met slijmlaag en heeft geen contact met voedselmassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem de 3 delen van de dunne darm

A
  1. Duodenum: 12 vingerige darm
  2. Jejunum: nuchtere darm
  3. Ileum: kronkeldarm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de 3 delen van de maag en geef voor elk van deze delen hun functie

A
  1. Duodenum: 12 vingerige darm:
    - > Voedsel uit de maag (=chymus) komt binnen, waardoor verteringssappen aangemaakt worden:
    • > Uit pancreas: ductus pancreaticus
    • > Uit lever: ductus choledocus
  2. Jejunum: nuchtere darm:
    - > Doel: opname van voedsel (bouwstoffen)
  3. Ileum: kronkeldarm:
    -> Kringspier miv (met ingang van) Klep van Bauhin:
    -> Terugslagklep: voedsel kan niet terug van dikke
    naar dunne darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de 3 functies van darmsap

A
  1. Bevochtigen darminhoud
  2. Neutraliseren van zuren
  3. In oplossing brengen van spijsverteringsenzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de 2 soorten cellen in de pancreas

A
  1. Endocriene cellen (1%):
    - > Geven insuline/glucagon af aan bloedbaan
  2. Exocriene cellen: wordt afgegeven aan buitenwereld:
    - > Vorming pancreassap (verteringsenzymen, buffers)
    - > Pancreasenzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de 3 belangrijkste functies van de lever

A
  1. Regulering stofwisseling:
    -> Bloed afkomstig van onderste deel maag, dunne darm en eerste deel dikke darm, stroomt via vena porta naar de lever:
    -> Opname van voedingsstofen
    -> Afbreken van gifstoffen
    -> Registratie van concentratie organische
    voedingsstoffen
    -> Opslag van in vet oplosbare vitaminen
    -> Bv. glucose - glycogeen - glucose
  2. Hematologische regulering:
    - > 25% van HMV stroomt door lever
    - > Produceren plasma ET, zijn bepalend voor de osmotische druk
  3. Vorming en functie van gal:
    - > Bevat galzure zouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek de 3 functies van de dikke darm

A
  1. Terugresorptie van water, indikken stoelgang
  2. Absorptie van vitaminen, gevormd door bacteriën
  3. Opslag van ontlasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de 3 delen van de dikke darm

A
  1. Zakvormige blindedarm
  2. Colon (ascendens, transversum, descendens, sigmoideum)
  3. Endeldarm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly