hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

4 componenten van emotie:

A
  1. cognities
  2. gevoelens
  3. acties
  4. fysieke veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

James-Lange theorie

A

autonome opwinding en reacties van het skelet komen eerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

syndroom van Bradbury-Eggleston

A

output van het autonome zenuwstelsel naar het lichaam werkt niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Activiteit in de linkerhersenhelft

A

Behavioral Activation system, gekenmerkt door:

  • lage tot matige autonome opwinding
  • neiging tot toenadering
  • blijdschap of woede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Agressief en anti-sociaal gedrag komt vaker voor bij mensen met ..

A

aanleg + slechte jeugd
- Lagere niveaus van MAO + mishandeld in hun jeugd
Mannen met een hoog percentage totesteron > meer agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Testosteron effect

A

 Vermindert het vermogen om een boze gezichtsuitdrukking bewust te herkennen
 Verhoogt reacties in emotiegerelateerde delen van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Schade aan de amygdala

A

 Geen voorkeuren meer, beoordelen alles ongeveer gelijk
 Moeite met herkennen van expressies van gezichten
 Verplaatsen van aandacht naar emotionele stimuli is beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Paniekstoornis hersenafwijkingen

A
  • Afwijkingen in de hypothalamus
  • Verminderde activiteit van GABA
  • Toegenomen niveaus van orexine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hersenafwijkingen PTSD:

A
  • Kleinere hippocampus

- Schade aan de amygdala > vaak geen PTSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benzodiazepinen werking

A

 Binden aan bepaalde ontvangers van het GABA-a-complex
 Trekken makkelijker de transmitter GABA naar zich toe
 Chloorkanalen openen zich in het membraan
 Instromen van negatieve chloorionen
 Cel hyperpolariseert
 Kans op een actiepotentiaal is kleiner
 Effect = inhibitior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragsgeneeskunde

A

= legt de nadruk op de effecten op de gezondheid van voeding, roken, beweging, stressvolle gebeurtenissen en ander gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Generale adaptiesyndroom

A

een gegeneraliseerde reactie op stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Generale adaptiesyndroom fase 1

A
  1. Alarmfase: verhoogde activiteit van het sympatische zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Generale adaptiesyndroom fase 2

A
  1. Weerstandfase = activiteit van sympatische zenuwstelsel neemt af
     Bijnierschors scheidt cortisol en andere hormonen af die verlengde alertheid onderhouden en zorgen voor het vechten tegen infecties en helen van wonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Generale adaptiesyndroom fase 3

A

persoon is kwetsbaar, omdat het zenuwstelsel en het immuunsysteemniet genoeg energie hebben om goed te blijven herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 systemen die in werking worden gezet bij stress:

A
  1. Autonome zenuwstelsel

2. HPA-as = hypothalamus, hypofyse, en de bijnierschors

17
Q

ACTH

A

 Bijnierschors wordt aangezet tot de productie van hormonen, waaronder cortisol
 Snellere stofwisseling
 Verhoging bloedsuikerspiegel
 Vergrote activiteit in de cellen
 Versterkt activiteit van het immuunsysteem

18
Q

leukocyten

A

witte bloedlichamen

19
Q
  • B-cellen
A

rijpen in het beenmerg, binden zich aan het antigen en produceren antilichaam

20
Q

Antilichaam

A

= merkt of verzwakt het antigen

- Scheiden een antistof af

21
Q

Antistof

A

y-vormige eiwitten die zich binden aan antigenen

22
Q

Antigenen

A

vreemd materiaal aan onbekende proteïnesop het oppervlak die zorgen voor een aanval van witte bloedlichamen

23
Q
  • T-cellen
A

rijpen in de thymus, vallen indringers direct aan, sommige helpen andere T- of B- cellen met vermenigvuldigen

24
Q
  • Natural killer cells
A

vallen tumorcellen en virus geïnfecteerde cellen aan

25
Q

Cytokines

A

worden door T-cellen geproduceerd om te vechten tegen infecties en om te communiceren met de hersenen
- Mechanisme van het immuunsysteem om te vertellen aan het brein dat het lichaam ziek is

26
Q

Prostaglandinen

A

worden door het immuunsysteem geproduceerd, zijn aanvullende chemicaliën die slaperigheid versterken

27
Q

Psychoneuroimmunologie

A

manieren waarop ervaringen het immuunsysteem veranderen en hoe hoe het immuunsysteem het CNS beïnvloedt