Hoofdstuk 11 Flashcards
Identiteit
het beeld dat iemand van zichzelf heeft dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt
Referentiekader
het geheel van ideeën, kennis, ervaringen en overtuigen waaruit iemand denkt en handelt
Collectieve identiteit
het beeld dat een groep heeft over anderen
sociale identiteit
de rol die je in het dagelijks leven speelt
kans
de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden
variabele
een kenmerk van de sociale actor of samenleving dat kan veranderen
socialisatie
het proces van overdracht en werving van de cultuur van de groep en de samenleving waar mensen toebehoren dat bestaat uit opvoeding + onderwijs + opleiding
socialisatoren
mensen en organisaties die belangrijk zijn voor het aanleren van gedrag
internaliseren
het opnemen van meningen en info en dat onderdeel maken van jouw visie
enculturatie
het leren van de cultuur waarin je geboren bent
acculturatie
het aanleren van een nieuwe cultuur
hypothese
een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek
groepsvorming
het tot stand komen van bindingen tussen meer dan 2 mensen, doordat ze elkaar beinvloeden en gemeenschappelijke normen en waarden ontwikkelen
groepsvorming
het tot stand komen van bindingen tussen meer dan 2 mensen, doordat ze elkaar beinvloeden en gemeenschappelijke normen en waarden ontwikkelen
affectieve bindingen
bindingen die tussen eisen bestaan op de grond van gevoelens, positief of negatief gevoelsmatig met elkaar verbonden
cognitieve bindingen
mensen leren elkaar dingen, zijn afhankelijk van elkaar van wat zij weten en delen aan kennis
economische bindingen
bindingen met mensen van wie je afhankelijk bent als het gaat om productie en verspreiding van schaarse goederen
politieke bindingen
bindingen die te maken hebben met politieke macht die politici hebben, zij bepalen hoe collectieve zaken worden geregeld
sociale controle
de manier waarop mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden
normen
gaan over wat je moet of wat niet mag, een soort regelgeving (bijv deur openhouden voor iemand - achterliggende waarde: beleefdheid)
waarden
idealen en motieven die waardevol worden gevonden door iemand een groep of de samenleving (bijv eerlijkheid, respect enz)
stereotypen
een overdreven beeld over een groep dat niet overeen komt met de werkelijkheid
vooroordelen
en mening die je hebt over iets of iemand zonder de feiten te kennen
formele groep
groepen met regels die zijn vastgelegd op papier (bijv. een klas)
informele groep
mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel verbonden, er zijn geen vaste afspraken (bijv vrienden en (sommige) gezinnen)
sociale categorieën
indien van mensen en groepen op basis van een zelfde houding en kenmerken het gaat omdat species onderzochte kenmerk dat mensen met elkaar delen
sociale cohesie
het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel van een groep zijn, verantwoordelijk voor elkaars welzijn en beroep kunnen uitoefenen op anderen
cultuur
het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, normen en waarden en opvattingen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven
dominante cultuur
elementen in een cultuur die op het gebied van taal, politiek, recht en economie het meest gemeengoed zijn
tegencultuur
mensen die niet willen horen bij de (dominante) cultuur zoals gamers, anonymous
nature-nurture
nature aanhangers geloven dat iets aangeboren is, nurture aanhangers geloven dat het aangeleerd is
collectivism
je schikt je naar de groep, men zorgt voor de groep in ruil voor loyaliteit ( groepsbelang –> individu)