hoofdstuk 10 : Het hart- en vaatstelsel Flashcards

1
Q

Aorta

A

Het grootste en belangrijkste bloedvat van het lichaam. Dit bloedvat vervoert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkant van het hart naar het gehele lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aortaboog

A

Deel van de aorta dat over het hart heen buigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arteriolen

A

De kleinste bloedvaten van het lichaam. Ze vervoeren zuurstofrijk bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

AV-kleppen

A

Twee kleppen van elke boezem naar elke kamer. Ze voorkomen dat bloed terug de boezems in stroomt wanneer de kamers samentrekken. Voluit spreken we van atrioventriculaire kleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AV-knoop

A

Groep gespecialiseerde hartspiercellen waar de elektrische prikkel kort wordt vertraagd om de boezems de tijd te geven om het bloed de kamers in te pompen. Voluit spreken we van atrioventriculaire knoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bloeddruk

A

De druk die het bloed uitoefent tegen de binnenwanden van de bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Boezems

A

De twee ruimtes in het hart boven de kamers. Hier stroomt het bloed het hart binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bovenste holle ader

A

Bloedvat dat zuurstofarm bloed uit het bovenste deel van het lichaam (hoofd en armen) naar het hart vervoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bundel van His

A

Gespecialiseerde cellen in het tussenschot van het hart die elektrische prikkels doorgeven vanuit de AV-knoop naar de bundeltakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bundeltakken

A

Bevinden zich in het septum. Ze geven elektrische prikkels door van de bundel van His naar de Purkinje-vezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cirkel van Willis

A

Een netwerk van slagaders in de hersenen, dat de hersenen beschermt. Als een deel hiervan afgesloten raakt (bijvoorbeeld door slagaderverkalking), kan het bloed via een andere weg alsnog bij de hersenen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Colloïd-osmotische druk

A

Dit zuigt vloeistoffen richting de bloedbaan. Albumine is het belangrijkste eiwit dat hier verantwoordelijk voor is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coronaire hartziekte

A

Ziekte van de kransslagaders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diastole

A

Ontspanning van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diastolische druk

A

De druk in de slagaders wanneer de kamers ontspannen zijn. We spreken ook wel van onderdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diffusie

A

Proces waarbij deeltjes van een stof in een gas of een vloeistof zich verplaatsen van een gebied met een hoge concentratie naar een gebied met een lage concentratie van diezelfde stof, zodat de concentratie gelijk wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Drukpunten (van bloedvaten)

A

Punten waarop je kunt drukken als iemand veel bloed verliest, om de bloedstroom naar verderop gelegen weefsels te stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Elektrocardiogram (ECG)

A

Grafiek die de elektrische prikkels die de hartspiercellen laten samentrekken vastlegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Endocard

A

Binnenste, dunne laag van het hart dat bestaat uit endotheel (dekweefsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geleidingssysteem

A

Systeem dat het basisritme van het hart bepaalt. Het is een kruising tussen spier- en zenuwweefsel. Hierdoor trekt de hartspier in één richting samen: van de boezems naar de kamers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Grote bloedsomloop

A

Het gedeelte van de bloedsomloop dat alle lichaamscellen van zuurstof, voedingsstoffen en andere stoffen voorziet. Bestaat uit de linkerkamer, aorta, overige slagaders, haarvaten rondom de lichaamscellen, overige aders, holle aders en rechterboezem.

22
Q

Grote slagaders

A

Bloedvaten waar het hart zuurstofrijk bloed in pompt en die zich steeds verder vertakken.

23
Q

Haarvaten

A

De kleinste bloedvaten. Hier worden voedingsstoffen afgegeven aan de weefsels en afvalstoffen afgevoerd. We noemen deze ook wel capillairen.

24
Q

Halvemaanvormige kleppen

A

Twee kleppen in de openingen van de twee grote slagaders die de kamers verlaten. Ze staan bekend als de longslagaderklep (pulmonalisklep) en de aortaklep.

25
Q

Hart- en vaatstelsel

A

Stelsel dat bestaat uit het hart en de bloedvaten. Belangrijkste functie is het vervoeren van stoffen naar alle delen van het lichaam.

26
Q

Hartcyclus

A

De gebeurtenissen van één volledige hartslag, waarbij zowel boezems als kamers samentrekken en vervolgens ontspannen.

27
Q

Hartfrequentie (HR)

A

Het aantal samentrekkingen per minuut. Andere termen hiervoor zijn hartslag en pols.

28
Q

Hartminuutvolume (HMV)

A

De hoeveelheid bloed die door elke kant van het hart in 1 minuut wordt weggepompt.

29
Q

Infarct

A

Het afsterven van weefsel door zuurstoftekort.

30
Q

Kamers

A

De twee ruimtes in het hart, onder de boezems. Ze hebben een dikke spierwand en zorgen voor de pompwerking van het hart.

31
Q

Kleine bloedsomloop

A

Het gedeelte van de bloedsomloop dat zorgt voor opname van zuurstof en afvoer van koolstofdioxide uit de longen. Bestaat uit de rechterkamer, longslagaders, haarvaten in de longen, longaders en linkerboezem.

32
Q

Kransaders

A

Bloedvaten aan de buitenkant van het hart, die afvalstoffen uit het hart afvoeren.

33
Q

Kransslagaders

A

Bloedvaten aan de buitenkant van het hart, die het hart voorzien van zuurstof en voedingsstoffen.

34
Q

Longaders

A

Bloedvaten die van de longen naar de linkerboezem in het hart lopen en zuurstofrijk bloed bevatten.

35
Q

Longslagaders

A

Bloedvaten die van het hart naar de longen lopen en zuurstofarm bloed naar de longen vervoeren.

36
Q

Myocard

A

Middelste, dikste laag van de hartwand, gevormd door de hartspieren.

37
Q

Onderste holle ader

A

Bloedvat dat zuurstofarm bloed vervoert uit het onderste deel van het lichaam (borst, buik en benen) naar het hart.

38
Q

Pericard

A

Buitenste laag van het hart. Het bestaat uit bindweefsel en beschermt het hart.

39
Q

Perifere weerstand

A

De wrijving of weerstand die het bloed tegenkomt wanneer het door de bloedvaten stroomt.

40
Q

Poortader

A

Bloedvat dat de opgenomen voedingsstoffen uit de spijsverteringsorganen naar de lever vervoert.

41
Q

Purkinje-vezels

A

Gespecialiseerde cellen in de hartkamers. Ze geven elektrische prikkels door vanuit de bundeltakken, zodat de kamers samentrekken.

42
Q

Septum (van het hart)

A

Tussenschot tussen de beide harthelften.

43
Q

Shock

A

Een levensbedreigende toestand, waarbij de bloedvaten onvoldoende zijn gevuld en het bloed niet normaal wordt rondgepompt.

44
Q

Sinusknoop

A

Een groep gespecialiseerde hartspiercellen. Iedere elektrische prikkel voor de hartslag start hier en bepaalt het tempo voor het samentrekken van het hele hart.

45
Q

Slagaderverkalking

A

Een vernauwing in een slagader door vetafzetting. Een andere term hiervoor is atherosclerose.

46
Q

Slagvolume (SV)

A

Het aantal milliliter bloed dat een kamer bij elke samentrekking wegpompt.

47
Q

Systole

A

Samentrekking van het hart.

48
Q

Systolische druk

A

De druk in de slagaders op het hoogtepunt van het samentrekken van de kamers. We noemen dit ook wel de bovendruk.

49
Q

Venen

A

Bloedvaten, die bloed met afvalstoffen ontvangen van de venulen. Ze komen uiteindelijk uit in de onderste en bovenste holle ader.

50
Q

Venulen

A

Kleinste bloedvaten die bloed met afvalstoffen afvoeren.

51
Q

Vitale functies

A

Overkoepelende term voor de hartfrequentie, bloeddruk, ademhalingsfrequentie, saturatie en lichaamstemperatuur.

52
Q

Weefselvocht

A

Vloeistof die om de cellen heen ligt en gebruikt wordt voor de uitwisseling van voedingsstoffen tussen het bloed en de lichaamscellen.