hoofdstuk 10 : Het hart- en vaatstelsel Flashcards
Aorta
Het grootste en belangrijkste bloedvat van het lichaam. Dit bloedvat vervoert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkant van het hart naar het gehele lichaam.
Aortaboog
Deel van de aorta dat over het hart heen buigt.
Arteriolen
De kleinste bloedvaten van het lichaam. Ze vervoeren zuurstofrijk bloed.
AV-kleppen
Twee kleppen van elke boezem naar elke kamer. Ze voorkomen dat bloed terug de boezems in stroomt wanneer de kamers samentrekken. Voluit spreken we van atrioventriculaire kleppen.
AV-knoop
Groep gespecialiseerde hartspiercellen waar de elektrische prikkel kort wordt vertraagd om de boezems de tijd te geven om het bloed de kamers in te pompen. Voluit spreken we van atrioventriculaire knoop.
Bloeddruk
De druk die het bloed uitoefent tegen de binnenwanden van de bloedvaten.
Boezems
De twee ruimtes in het hart boven de kamers. Hier stroomt het bloed het hart binnen.
Bovenste holle ader
Bloedvat dat zuurstofarm bloed uit het bovenste deel van het lichaam (hoofd en armen) naar het hart vervoert.
Bundel van His
Gespecialiseerde cellen in het tussenschot van het hart die elektrische prikkels doorgeven vanuit de AV-knoop naar de bundeltakken.
Bundeltakken
Bevinden zich in het septum. Ze geven elektrische prikkels door van de bundel van His naar de Purkinje-vezels.
Cirkel van Willis
Een netwerk van slagaders in de hersenen, dat de hersenen beschermt. Als een deel hiervan afgesloten raakt (bijvoorbeeld door slagaderverkalking), kan het bloed via een andere weg alsnog bij de hersenen komen.
Colloïd-osmotische druk
Dit zuigt vloeistoffen richting de bloedbaan. Albumine is het belangrijkste eiwit dat hier verantwoordelijk voor is.
Coronaire hartziekte
Ziekte van de kransslagaders.
Diastole
Ontspanning van het hart.
Diastolische druk
De druk in de slagaders wanneer de kamers ontspannen zijn. We spreken ook wel van onderdruk.
Diffusie
Proces waarbij deeltjes van een stof in een gas of een vloeistof zich verplaatsen van een gebied met een hoge concentratie naar een gebied met een lage concentratie van diezelfde stof, zodat de concentratie gelijk wordt.
Drukpunten (van bloedvaten)
Punten waarop je kunt drukken als iemand veel bloed verliest, om de bloedstroom naar verderop gelegen weefsels te stoppen.
Elektrocardiogram (ECG)
Grafiek die de elektrische prikkels die de hartspiercellen laten samentrekken vastlegt.
Endocard
Binnenste, dunne laag van het hart dat bestaat uit endotheel (dekweefsel).
Geleidingssysteem
Systeem dat het basisritme van het hart bepaalt. Het is een kruising tussen spier- en zenuwweefsel. Hierdoor trekt de hartspier in één richting samen: van de boezems naar de kamers.