Hoofdstuk 10 Flashcards
To indicate
Aanduiden
To appoint
Benoemen
Government ministers
Bewindslieden, de
Direct
Direct
Company, companionship
Gezelschap, het
To interfere, intervene
Ingrijpen
(government) Cabinet
Kabinet, het
Several
Meerdere
Majority
Meerderheid, de
Need, necessity
Nood, de
Parliament
Parlement, het
Politician
Politicus, de
Portfolio, office
Portefeuille, de
To vote
Stemmen
To cast (a vote)
Uitbrengen
To execute or carry out (as in, a plan)
Uitvoeren
Elections
Verkiezingen, de
Parliament member, representative
Volksvertegenwoordiger, de
Affair
Affaire, de
To approach
Benaderen
To find oneself
Bevinden, zich
Together
Bijeen
Democrat
Democraat, de
Hereditary
Erfelijk
To inherit
Erven
Actual
Feitelijk
Approval
Instemming, de
Intellectual
Intellectueel, de