hoofdstuk 1: situering Flashcards

1
Q

ecologie

A

huisleer

algemene huishoudkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

biosystemen

A

systemen waar mbv levende materie biomassa wordt geproduceerd
- natuurlijk of kunstmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

natuurlijk biosysteem

A

plant (+zonlicht +nutrienten +water) –> BIOMASSA
–> planteneters –> vleeseters
(uitwerpselen + kadavers –> bacterien + … –> nutrienten voor plant) => RECYCLAGE!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kunstmatig biosysteem

A

sterk vereenvoudigd –(gevolg)–> sterke sturing nodig
doel: min input –> max output (min verlies biomassa)
=> AFVAL!!! (want recyclage niet altijd ingebouwd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

duurzame biosystemen

A

positieve/goede impact van biosystemen op elkaar (of neg impact verkleinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

duurzame ontwikkeling

A

ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid om ook in hun behoeftes te voorzien in gevaar te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 dimensies van duurzame ontwikkeling

A

Profit (economie): groei, efficientie, stabiliteit
People (sociaal): verdeling van/toegang tot rijkdommen
Protection (ecologie): uitputting, vervuiling, aantasting
van ecosystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

economie

A

leer van de schaarste
“het middel om tussen 1000 doelen met relatief schaarse middelen zo rationeel mogelijk te kiezen ( zo groot mogelijk nut)”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prijs

A

komt tot stand door de interactie tussen VRAAG en AANBOD

=> DIRECTE WAARDE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indirecte waarde

A

vaak vergeten bij economische belangenafweging

waarde van milieu/natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

keuzegedrag van individuen

A

SOCIALE DILEMMA VAN HARDIN:

  • voor 1 individu is het beter om niet mee te doen, maar dit geldt niet voor de ganse groep!
  • wat goed is voor 1 individu, wilt niet zeggen dat het positief is voor de samenleving!
  • welke keuze er wordt gemaakt er gaan altijd voor en nadelen zijn!
    bv: rustige wijk + discotheek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

milieudruk

A

afh van politiek en techniek –> duurzaam
vb: ppm CO2
#auto+(km/auto)/jaar+#L/km+ppm CO2/L=ppm CO2/jaar
- politiek: belastingen + taksen + prijzen + … verhogen waardoor #auto en [(km/auto)/jaar] daalt
- techniek: zuiniger + minder uitstoot + … waardoor het minder schadelijk is voor het milieu
==> samen voor DUURZAAMHEID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 manieren om iets aan de man te brengen

+ vb

A

vrijemarkt-mechanisme (beperkte rol overheid)
budget-mechanisme (grote rol overheid)

vb: water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vrijemarkt-mechanisme

A

PRIVE

- efficiënter (maar kan sociale ongelijkheid creëren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

budget-mechanisme

A

OVERHEID

werkt stroever maar milieugoederen worden veiliggesteld zodat iedereen (ondanks inkomen) ze ter beschikking heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verdeelsleutel

A

verdeelt algemene middelen (verkregen uit belastingen)

17
Q

BNP

A

bruttonationaalproduct
= waarde van alle goederen en diensten die in een bepaalde periode door een bepaald land worden geproduceerd
= maat voor welvaart/groei

18
Q

groen BNP

A

trekt de gevolgen van milieuvervuiling af van de groei