hoofdstuk 1 napoleon bonaparte Flashcards

1
Q

de verlichting welke ideeën hadden ze?

A
  1. iedereen is gelijk
  2. macht ligt bij het volk
  3. scheiding der machten→ wetgever uitvoerder en recht gever
  4. idee van de republiek
  5. scheiding kerk en staat
  6. afschaffing standen maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wie had kolonies in Amerika:

A

Frankrijk Spanje Engeland(groot Brittannië)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wie had de dominante macht in Amerika?

A

GB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat stuurde GB veel naar Amerika?

A

haar misdadigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat hadden kolonisten al in Amerika?

A

hun eigen vorm van democratische regering → allen witten mannen met landeigenaren mochten stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Franse indiaanse oorlog

A

1756-1763

tussen Frankrijk en GB

maar werd in Amerika gevochten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1765

A

postzegel wet ( eerste belasting )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom kwamen de Amerikanen in opstand?

A

omdat ze geen vertegwoordigers hadden in het GB parlement
“no taxatoin without representation”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1773

A

belasting voor thee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

16 december

A

bosten tea party → ze gooide alle thee overboord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

1774

A

12 vertegenwoordigers naar het eerste continuele corgres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 juli 1776

A

roepen de 13 kolonies onafhankelijk uit en vormden de VS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ideeën van de Amerikanen

A
  1. iedereen gelijk voor de wet
  2. macht ligt bij het volk
  3. republiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat was de aanzetter voor de Franse revolutie?

A

kwam door een economisch probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

laatste koning van Frankrijk

A

Lodewijk XVl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat wou het volk tijdens de fransen revolutie?

A

ze willen de macht van adel en kerk weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

“liberte, egalite, fraternite”

A

vrijheid gelijkheid broederschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

14 juli 1789

A

ze bestormden de Bastille binnen → word gezien als het begin van de Franse revolutie

19
Q

4 augustus

A

definitief einde aan de standen maatschappij → enkele weken later volgt “verklaring van de mensen en burgers” alle fransen waren gelijk op papier

20
Q

4de idee van de Franse revolutie

A

afschaffen standen maatschappij

21
Q

na de revolutie 1789

A

lange periode van onrust. regeringen en leiders die elkaar in snel tempo opvolgen. ze slagen er niet in om een stabiel bestuur te maken.

22
Q

1796

A

generaal in het Franse leger

23
Q

1812

A

rekt napoleon ten strijden tegen Rusland

24
Q

leider Rusland

A

tsaar Alexander

25
Q

grande Armée

A

grootse leger van die tijd

26
Q

officiële reden waarom napoleon Rusland binnen viel?

A

zie hielden zich aan imago van GB en ze moesten zich houden aan de continentale blokkade

27
Q

echte reden waarom napoleon Rusland binnen viel?

A

Rusland was een zeer groot rijk als hij dat kon veroveren kon hij zijn land verdubbelen in grote.

28
Q

welke techniek paste de russen toe?

A

“de techniek van de verschrompelde aarde”

de russen trokken zich steeds meer terug in hun eigen land. en alles dat ze tegen kwamen dat van pas kon zijn voor de Franse vernielde ze. bv. voedsel, vruchtbare grond en ze vergiftigde waterputten. en napoleon word steeds dieper het land binnen gelokt.

daardoor verliest hij al een groot deel van zijn bemanning.

29
Q

wat gebeurt er als napoleon bijna Moskou binnen is komt

A

de slag bij borodino ( de Franse verslagen de Russen niet volledig )

30
Q

wat doen de russen om toch nog te winnen?

A

ze zetten hun mooie stad om in vlammen

31
Q

wat gebeurd er als napoleon zich terug trekt?

A

hij niet had gedacht dat dit zo lang zou duren begint de harde en koude Russische winter!

het grootse deel van zijn leger was hij al verloren en nu moet hij door de ontzetten koude winter zonder goede bevoorrading.

het was daar gemiddeld -25 graden

hij verloor duizenden mensen

“dit was het begin van het eind.”

32
Q

vergelijkingen Hitler / napoleon

A
  1. 1941 valt Hitler ook Rusland binnen omdat hij toen allen nog maar succes had geboekt.
  2. hij waant zich ook onklopbaar
  3. hij heeft tot dan ook het grootse leger → operatie barossa
  4. vries koud, verschroeide aarde het kwam allemaal terug
  5. hij werd verslagen bij Stalingrad
  6. dit was ook het begin van het eind
33
Q

wanneer kwam napoleon aan de macht?

A

1799, en in 1804 kroont hij zich zelf tot keizer

34
Q

hoe kan je het binnen landse succes van napoleon verklaren?

A

er was veel propaganda, hij liet portretten van zich zelf maken. hij wist zeer goed dat het belang rijk is voor de burgers om te weten hoe hij eruit zag.

35
Q

code Napoleon

A

burgerlijk wetboek

  • geld voor iedereen
  • vele moderne ideeën

vb. =

huwelijk, echtscheiding

adoptie, minderjarigheid

bouwvoorschriften

! ook felle discriminatie tegen vrouw

36
Q

wat bracht napoleon allemaal in?

A

code Napoleon
- burgerlijke stand

verplichte invoering achternamen, geboorte aktes

nieuwe maten en gewichten

37
Q

alliantie

A

bontgenootschap tussen twee landen om sterker te worden

38
Q

boycot

A

verbreken van handel relaties met een land

39
Q

burgerlijk wetboek

A

verzameling van wetten en regels die van toepassing zijn voor het hele grond gebied

40
Q

expansiepolitiek

A

politiek dat gericht is op meer grond krijgen

41
Q

handelsembargo

A

een geheel of gedeeltelijk verbod om handel te drijven met land

42
Q

monarchie

A

macht bij een allerheerser/allen heerser

43
Q

republiek

A

een regeringsvorm waarin het standshoofd door het volk gekozen word

44
Q

volkssoevereiniteit

A

het recht van het volk om eigen regering aan te stellen