Hoofdstuk 1: Het centrale zenuwstelsel (Deel 3) Flashcards

1
Q

Waaruit bestaan de eindhersenen?

A
  1. Basale ganglia
  2. Limbisch Systeem
  3. Cerebrale cortex (grote hersenen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het hoofddoel van het limbisch systeem?

A

Integratie van emotionele informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kenmerkt de basale ganglia?

A
  • Gereguleerd door dopamine
  • Staat in voor cognitieve controle, motorische controle en leren
  • vaak mensen met parkinson hier problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kenmerkt het limbisch systeem?

A
  • Sensorisch
  • Automatische vreesreactie
  • Geheugen
  • Selectie van aangepaste reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de cerebrale cortex onderverdeeld?

A
  1. Frontale lob
  2. Laterale fissure
  3. Temporale lob
  4. Occipitale lob
  5. Pariëtale lob
  6. Centrale sulcus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk onderscheid wordt gemaakt in de centrale cortex?

A
  1. Sensorische gebieden
  2. Motorische gebieden
  3. Associatieve gebieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaan de primaire sensorische gebieden?

A
  1. Visuele cortex
  2. Auditieve cortex
  3. Olfactorische cortex
  4. Gustatorische cortex
  5. Somatosensorische cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kenmerkt de visuele cortex?

A
  • Omkering en mapping
  • Renitopische organisatie: uitvergroting en omkering: foveale informatie wordt posterieur verwerkt, periferie wordt anterieur verwerkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke letsels kunnen optreden in de visuele cortex?

A
  1. Hemianopsie
  2. Quadronopsie
  3. Scotoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is hemianopsie?

A

Problemen met zien van info één kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is quadronopsie?

A

Kwadrant niet zichtbaar, letsel bovenaan of onderaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een scotoom?

A

Slechts klein stukje niet zichtbaar, klein letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt info doorgegeven in de visuele cortex?

A

Van retina naar hersen via het optisch chaisma en visuele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt info doorgegeven in de auditieve cortex?

A

Van cochlea naar hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kenmerkt de auditieve cortex?

A
  • Tonotopische organisatie (=visuele)
  • Trilhaartjes dicht bij trommelvlies horen hoge tonen, deze worden posterieur verwerkt
  • Trilhaartjes ver van trommelvlies horen lage tonen, deze worden anterieur verwerkt
  • Gebied van Wernicke: spraakverwerking (groter in linker hemisfeer dan rechter)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet de olfactorische cortex?

A

Geurverwerking

17
Q

Wat doet de gustatorische cortex?

A

Smaakverwerking

18
Q

Wat kenmerkt olfactorische en gustatorische cortex?

A

Hebben een snelle projectie naar limbisch systeem, zonder dat het langs de cortex moet lopen

19
Q

Wat kenmerkt de somatosensorische cortex?

A
  • uitvergroting van delen die gevoelig zijn
  • Omkering
  • Fantoompijnen kunnen ontstaan door plasticiteit
20
Q

Wat gebeurt bij beschadiging in de somatosensorische cortex?

A

Minder onderscheidingsvermogen

21
Q

Wat kenmerkt de primaire motorische gebieden?

A
  • Licht dicht bij somatosensorische cortex

- ook omkering

22
Q

Waaruit bestaan de associatieve gebieden?

A
  1. Frontale lob
  2. Pariëtale lob
  3. Temporale lob
23
Q

Wat is het hoofddoel van de frontale lob?

A

Executieve functies

24
Q

Wat is het hoofddoel van de pariëtale lob?

A

Multimodale integratie (rol bij herkenning en grijpen)

25
Q

Wat is het hoofddoel van de temporale lob?

A

Geheugen

26
Q

Wat gebeurt bij schade in de frontale lob?

A
  • Problemen met organisatie en controle gedrag
  • Moeilijkheden bij beoordelingen en beslissingen
  • Moeite emotioneel functioneren
  • Moeite geheugenfuncties
  • Moeite sociale geremdheid
  • Repetitief gedrag vertonen
27
Q

Wat gebeurt bij schade aan de pariëtale lob?

A
  • Problemen lezen en schrijven
  • Problemen symbolisch handelen
  • Aandachtsproblemen
  • Rekenproblemen
  • Problemen visuomotorische controle
  • Deel van de ruimte ontkennen
28
Q

Wat is agrafie?

A

Probleem met schrijven

29
Q

Wat is alexie?

A

Probleem met lezen

30
Q

Wat is apracxie

A

Probleem met symbolisch handelen

31
Q

Wat gebeurt er bij schade temporale lob?

A

Visuele of auditieve agnosia