Hoofdstuk 1: Fundamenten Flashcards

Fundamenten en korte geschiedenis

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat zijn de drie fundamentele psychologische ideeën?

A
  • materialisme (fysieke oorzaak voor gedrag)
  • empirisme (ervaringen (leren) oorzaak van gedrag)
  • evolutionisten (gedrag ge-evolueerd door natuurlijke selectie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de hedendaagse verklaringen (perspectieven) van de psychologie en welke clusters?

A
Biologische verklaringen
Neurowetenschappen
Fysiologische verklaring
Genetische verklaring
Evolutionaire verklaring
Verklaringen op basis van ervaringen, kennis
Leertheoretische verklaring
Cognitieve verklaring
Sociale verklaring
Culturele verklaring
Ontwikkelingstheoretische verklaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten onderzoek kennen we in de psychologie

A

+ experiment
+ Correlatie onderzoek
+ Beschrijvende studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bias en welke komen vaak voor?

A

(Engelse term, maar word in NL verbasterd gebruikt)

Opzettelijk of onopzettelijke aanpassing van de opzet en/of uitvoering van een onderzoek en de analyze en beoordeling van de gegevens die de resultaten kunnen beïnvloeden.
Of
Een verstoring in uitkomsten van een onderzoek door vooringenomenheid, vooroordelen of sturing in een bepaalde richting

Bv
Selectiebias, onjuiste of subjectieve indeling van de sample groepen. Deze zijn geen goede afspiegeling van de populatie.
Confirmation bias, enkel open staan voor bewijs dat de eigen vermoedens bewijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Correlation coefficient

A

Statistiek waarmee de sterkte en richting van de relatie tussen bepaalde variabelen wordt uitgedrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inferential statistics

A

Inferentiele statistiek/verklarende statistiek
(To infer= conclusies trekken)

Statistische methodes om conclusies te trekken uit de samples (steekproeven) en voorspellen of deze te generaliseren zijn naar de hele populatie.

Het generaliseren van waarnemingen, kenmerken en eigenschappen uit steekproeven naar de hele populatie, doorgaans gekoppeld aan een uitspraak over de statistische onzekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Descriptive statistics

Beschrijvende statistiek

A

Statistische methodes om de belangrijkste kenmerken van een kwantitatieve dataset te verzamelen, verwerken, interpreteren, samenvatten en presenteren.

Statistische methodes om de data te vereenvoudigen en op te sommen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een experiment

A

Een onderzoek waarbij alle variabelen worden gecontroleerd en door het manipuleren van de, in de hypothese opgenomen, onafhankelijke variabele het effect wordt onderzocht op de afhankelijke variabele.

Hierdoor is een experiment het enige onderzoek waarbij causaliteit (oorzaak-gevolg relatie tussen variabelen) kan worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Facts

A

Waargenomen gedrag (feiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Theorie

A

Aan de hand van feiten vastgesteld idee of conceptueel model dat gebruikt wordt om bestaande feiten te verklaren en toekomstige feiten te voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypothese

A

Voorspelling over nieuwe feiten van een theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Level of significance

A

Ook wel probability, p of p-waarde

De waarschijnlijkheid dat een bepaalde observatie door toeval is ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is empirisme

A

Visie dat menselijk gedrag wordt veroorzaakt door kennis opgedaan door sensorische waarneming en het nadenken daarover.
In deze visie wordt gesteld dat mensen als een tabula rasa (ingeschreven blad) ter wereld komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is nativisme

A

Visie tegenovergesteld aan het empirisme waarin wordt gesteld dat een fundamentele kennis en set aan regels aangeboren zijn en niet door ervaring hoeven te worden verkregen.
(Zit tussen de materialistische en empiristische visies in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levels of analysis

A

Type/nivo waarop oorzaak van processen wordt onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

A priori knowledge

A

Nativisme: aangeboren kennis/vaardigheden.

17
Q

A posteriori knowledge

A

Nativisme: Kennis die door waarnemingen wordt verkregen.

18
Q

Behavior

A

Gedrag, waarneembaar!

19
Q

Mind

A

Geestelijke, niet waarneembare processen.

Bv gedrag: huilen, geest:verdriet

20
Q

Behavioural neuroscientists

A

Neurowetenschappers die bestuderen hoe het zenuwstelsel bepaald gedrag veroorzaakt.

21
Q

Behavior genetics

A

Wetenschap die de psychologische verschillen tussen mensen proberen te verklaren aan de hand van hun genen.

22
Q

Evolutionaire psychologists

A

Evolutionaire psychologen die onderzoeken hoe en waarom bepaald gedrag is ontstaan en geëvolueerd.