Hoofdstuk 1 Effectief rekenonderwijs Flashcards

1
Q

Welke 5 uitgangspunten zijn er binnen realistisch rekenen?

A
  1. betekenisvol leren
  2. van informeel naar formeel
  3. leerlingen ontwikkelen eigen oplossingsprocedures
  4. interactie en reflectie
  5. verstrengeling van leerlijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is betekenisvol leren?

A

nieuwe leerstof wordt in verhaaltjes en realistische situaties aangeboden. Hierdoor weten kinderen waar ze de stof kunnen tegenkomen. Daarom wordt er een verbinding gemaakt met andere vakgebieden als taal en de zaakvakken, alsmede de werkelijke wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bedoelen we met leerlingen ontwikkelen eigen oplossingsprocedures?

A

leerlingen leren geen stapsgewijze oplossingsprocedures voor verschillende opgaves. Ze leren handig rekenen op basis van eigenschappen van getallen en bewerkingen en op basis van relaties tussen getallen en bewerkingen. Deze sluiten beter aan bij de denkwijzen van de leerlingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bedoelen we met van informeel naar formeel?

A

leerlingen mogen niet direct te abstract sommen gaan maken. Eerst moet de leerstof worden ervaren. Oplossingsmethodes mogen inefficiënt zijn, het gaat erom dat leerlingen snappen wat ze doen. Daarna oefenen met sommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelen we met interactie en reflectie?

A

bij het aanbieden van nieuwe stof worden contexten gebruikt. Deze vormen het startpunt voor wiskundig redeneren. leerlingen praten over oplossingsmethoden en leren zo rekenkundig handelen en communiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met verstrengeling van leerlijnen?

A

rekendomeinen worden door elkaar aangeboden. Er komen dan verschillende onderwerpen aan bod binnen 1 rekenles. Er worden ook verbindingen gelegd met taal en algemene kennis en dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar vindt traditioneel rekenen zijn oorsprong?

A

uit de cognitieve theorie van leren -> leerlingen moeten op een zo efficiënt mogelijke manier kennis en vaardigheden leren beheersen en kunnen toepassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer krijgen leerlingen meer verantwoordelijkheid bij TR?

A

als ze de leerstof beter beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 5 uitgangspunten zijn er voor traditioneel rekenen?

A
  1. instructie als start
  2. van concreet naar abstract
  3. 1 nieuw onderwerp per les
  4. ruime aandacht voor automatiseren
  5. toepassen als sluitstuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bedoelen we met instructie als start?

A

leraar legt stof uit, kinderen schrijven mee. Daarna leggen leerlingen aan elkaar uit hoe een som wordt opgelost. Hierdoor leert iedereen hoe je de som oplost. Er wordt 1 oplossingsmanier aangeboden, die wordt ingeslepen bij de zelfstandige verwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bedoelen we met van concreet naar abstract?

A

Bij het aanbieden van nieuwe leerstof wordt gebruik gemaakt van concreet materiaal als blokjes of andere voorwerpen. Hierna plaatjes, daarna pas abstracte sommen. Er worden geen contexten gebruikt. De leerlingen leren in een aantal stappen hoe je de som oplost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bedoelen we met 1 onderwerp per les?

A

er is per les aandacht voor 1 onderwerp. hierdoor ontstaat geen verwarring door teveel informatie. We gaan pas naar het volgende onderwerp als iedereen het snapt. Er wordt wel stof gebruikt in de opgaves die de kinderen eerder uitgelegd gekregen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bedoelen we met ruime aandacht voor automatiseren?

A

nadat de leerstof is uitgelegd, wordt er intensief herhaald. Opdrachten maken met de eerder uitgelegde leerstof, veel herhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bedoelen we met toepassen als sluitstuk?

A

pas nadat de leerstof wordt beheerst, worden er toepassingsvragen gedaan. Pas als het is geautomatiseerd is er ruimte om te denken, het werkgeheugen is niet meer nodig om het rekenwerk te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welke vragen kan je bepalen welke methode wordt gebruikt?

A

Context als start of einde?
ontdekken of instructie?
beheersing door begrip of begrip door beheersing?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn argumenten uit de literatuur die pleiten voor een meer traditionele didactiek binnen rekenonderwijs?

A
  • door veel te oefenen komen de basisbewerkingen in het lange termijn geheugen. Hierdoor is het werkgeheugen vrij om het probleem te begrijpen
  • veel oefenen vergroot de vaardigheid en het conceptueel begrip
  • het is onmogelijk om tot begrip te komen als je de basis niet beheerst en de rekenfeiten niet kent. bij RR worden lage processen overgeslagen
  • contexten maken het moeilijker om leerstof te generaliseren
  • rekenen met materialen moet niet te lang duren (kracht rekenen = abstractie)
17
Q

3 niveaus van ontdekkend leren zijn?

A
  • de leerlingen bedenken zelf een oplossingsprocedure
  • de leraar stelt richtinggevende vragen
    de leerlingen kiezen uit meerdere kant-en-klare oplossingsprocedures
18
Q

Waarom is het beter om nieuwe kennis uit te leggen in plaats van kinderen dit te laten ontdekken?

A

het ontdekken kost veel mentale inspanning die beter gebruikt kan worden voor het opbouwen van echte kennis

19
Q

Waarom is het niet handig om kinderen meerdere manieren van oplossen te geven?

A

Hierdoor kan verwarring ontstaan, door 1 manier aan te bieden kan deze goed inslijpen

20
Q

Voor wie is een vaste aanpak vooral essentieel?

A

voor de zwakkere leerlingen, zij hebben behoefte bij de sturende rol van de leraar

21
Q

Hoe ontstaat individualisme in de rekenles door het bedenken van eigen oplossingsmanieren?

A

het samen praten over oplossingsmethodes wordt moeilijker. Leerlingen moeten dezelfde methodes gebruiken, want leren is een sociaal proces

22
Q

Wat is de ijsbergmetafoor van Moerlands?

A

de plaatjes die worden gebruikt vormen het drijfvermogen voor de abstractere sommen. Oefenen met getallen, symbolen en procedures verandert in ontdekken in modellen, figuren en alledaagse situaties. Er moet niet te veel energie worden verspild aan het maken van sommen. Goed een som oplossen is topje van de ijsberg

23
Q

Hoe is de ijsbergmetafoor binnen TR?

A

instructie met materialen vormt de basis van de ijsberg, daarna de kern door onthouden door oefenen, ten slotte de top door toepassen

24
Q

Waar gaan volwassenen vaak de mist in als het gaat om rekenonderwijs?

A

we denken dat kinderen dezelfde rekenvaardigheden hebben als wij. Wat voor ons inspirerend en leerzaam is, geldt niet voor de beginnende rekenaar. Zij moeten eerst de rekenbasis opbouwen die wij al hebben

25
Q

Waarom kan het zinvol zijn om zwakke rekenaars met een rekenmachine te laten werken aan verhaalsommen?

A

het werkgeheugen wordt ontlast waardoor er meer capaciteit overblijft om het verhaaltje te begrijpen

26
Q

Welke manier van optellen/aftrekken/vermenigvuldigen gebruikt RR?

A

kolomsgewijs rekenen

27
Q

Welke manier van optellen/aftrekken/vermenigvuldigen gebruikt TR?

A

cijferen

28
Q

Welke manier van delen gebruikt TR?

A

staartdeling

29
Q

Welke manier van delen gebruikt RR?

A

happendeling

30
Q

Wanneer is het extra belangrijk om een stapsgewijze opbouw te hanteren?

A

bij lastige vaardigheden

31
Q

Hoe werden scholen van TR naar RR geforceerd?

A

er werden alleen nog maar boeken met RR uitgegeven, en de citotoetsen maakten gebruik van context sommen

32
Q

Hoe is RR discriminerend?

A

het is erg lastig voor de zwakkere rekenaars, allochtonen en kinderen uit de lage sociale klasse

33
Q

Wat zijn de effecten van RR?

A

de rekenresultaten verslechteren

34
Q
A