Hoofdstuk 1 Effectief Leren In De Les Flashcards

1
Q

De 6 sleutelbegrippen die een belangrijke rol spelen in de les bij het effectieve leren.

A
  1. Een heldere structuur in de opbouw van de leerstof
  2. Het juiste niveau van de leerstof
  3. Betekenis geven aan de lesstof
  4. Individuele aanspreekbaarheid
  5. Zichtbaarheid van leren/denken
  6. Aandacht voor nieuwsgierigheid en motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier vragen kan iemand volgens Perkins beantwoorden wanneer kennis voor iemand betekenis heeft?

A
  1. Wat is de functie, het doel van deze kennis?
  2. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze kennis?
  3. Kan ik voorbeelden van deze kennis geven?
  4. Welke argumenten heb ik om deze kennis te verkrijgen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is het aansluiten bij wat leerlingen al weten (ophalen voorkennis) erg belangrijk in de les?

A

Het vergemakkelijkt het verwerkings-en opslagproces in de hersenen: het maakt het leren dus effectiever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is individuele aanspreekbaarheid?

En hoe kan elke docent dit toepassen in de klas?

A

Individuele aanspreekbaarheid zorgt ervoor dat (bijna) iedere leerling zich persoonlijk aangesproken voelt.

Als docent kun je vragen stellen en kriskras iemand vragen om antwoord te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van zichtbaarheid?

Bij welke fase is deze stap belangrijk?

A

De docent moet inzicht krijgen in de verschillende denkstappen van de leerling en moet extra ondersteuning kunnen bieden waar dat nodig is.

In de fase van leerstofverwerking. Dit is bijvoorbeeld tijdens het zelfstandig werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie?

A

Intrinsieke motivatie: drive. De nieuwsgierigheid, ambitie en het doorzettingsvermogen van de leerling.

Extrinsieke motivatie: de motivatie dis is gedreven door beloning en straf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke zes factoren hebben direct en merkbaar invloed op het leergedrag van de leerlingen?

A
  1. Betekenis geven
  2. Interesse in de leerling en veiligheid
  3. Positieve benadering
  4. Succesbeleving
  5. Individuele aanspreekbaarheid
  6. Feedback, kennis van de resultaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de drie vormen van leren en de vier leeractiviteiten bij de vormen.

A
  1. Leren gericht op wendbaar en flexibel gebruik: creatief toepassen
  2. Leren gericht op beklijving: integreren
  3. Leren gericht op beheersing en inzicht: onthouden en begrijpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf de leeractiviteiten:

  1. Creatief toepassen
  2. Integreren
  3. Begrijpen
  4. Onthouden
A
  1. Gericht op het gebruiken van de kennis in een nieuwe, onbekende situatie
  2. Gericht op het ophalen en activeren van (voor)kennis en ervaringen en/of het verbinden van nieuw verworpen kennis aan deze reeds aanwezige kennis en ervaring
  3. Gericht op het in het eigen woorden weergeven van het geleerde
  4. Gericht op herinneren, onthouden van de aangeboden informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem voorbeelden van specifiek leergedrag bij leeractiviteit ‘creatief toepassen’.

A

Selecteren, speculeren, creëren, ontwerpen, bewijzen voor conclusies, uitvinden, evalueren, hypothesen ontwerpen, bouwen, ontwikkelen, een keuze maken en deze kunnen rechtvaardigen, et cetera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem voorbeelden van specifiek leergedrag bij leeractiviteit ‘integreren’.

A

Vergelijken, een plan ontwikkelen, met elkaar in verband brengen, analyseren, voorspellen, beoordelen, aantonen, laten zien, tegen elkaar afzetten, kenmerken analyseren, et cetera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem voorbeelden van specifiek leergedrag bij leeractiviteit ‘begrijpen’.

A

Bediscussiëren, in eigen woorden weergeven, onderscheiden, uitleggen, verklaring geven, afleiden, beredeneren, samenvatten, aangeven wat niet in het rijtje hoort, grote lijnen aangeven et, cetera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem voorbeelden van specifiek leergedrag bij leeractiviteit ‘onthouden’.

A

Luisteren, uitleg krijgen, oefenen, lezen, beschrijven, benoemen, opzeggen, vertellen, definiëren, stappen aangeven, aanwijzen, et cetera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vijf verschillende typen vaardigheden onderscheiden we?

A
  1. Cognitieve vaardigheden
  2. Motorische vaardigheden
  3. Affectieve vaardigheden
  4. Sociale vaardigheden
  5. Metacognitieve vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de verschillen tussen cognitieve vaardigheden en metacognitieve vaardigheden?

A

Cognitieve vaardigheden zijn de vaardigheden die het leren vormgeven en ondersteunen.

Metacognitieve vaardigheden worden gedefinieerd als het inzicht in en de beheersing van het eigen denken en leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn affectieve vaardigheden?

A

Reflectieve vaardigheden.

17
Q

In welke stappen verloopt het aanleren van vaardigheden globaal volgens Marzano?

A
  1. Voordoen
  2. Eigen maken
  3. Automatiseren