Hoofdstuk 1 ( Anatomie en fysiologie ) Flashcards
Objectief waarneembare of meetbare fysieke indicatie voor een ziekte.
Aanwijzing
Buik.
Abdomen
De studie van de bouw van het lichaam.
Anatomie
Een anatomische referentiepositie, het lichaam gezien van voren, waarbij de handpalmen naar voren wijzen.
Anatomische positie
Een röntgenfoto van de bloedvaten.
Angiogram
De onderarm.
Antebrachium
De oksel.
Axilla
Onderste gedeelte van de buikholte; bevat de vesica urinaria, het colon sigmoideum, het rectum en de mannelijke/vrouwelijke voortplantingsorganen.
Bekkenholte
Behorend tot de arm.
Brachiaal
Van de wangen.
Buccaal
Gedeelte van de ventrale lichaamsholte die de buik -en de bekkenorganen bevat.
Buik -en bekkenholt
Kop, hoofd.
Caput
Het hart.
Cardium
De pols.
Carpus/carpaal
Het dichtst bij de staart ( coccyx ) of in de richting ervan.
Caudaal
Hals.
Cervix
De grote spierplaat die de borstholte van de buikholte scheidt; ook wel middenrif genoemd.
Diafragma
De vingers/ tenen.
Digiti
Weg van het aanhechtingspunt of de origo; voor een arm of been: weg van de aanhechting aan de romp.
Distaal
In de richting van de rug.
Dorsaal
De rug.
Dorsum
Een perifere klier, spiercel of vetweefsel die (dat) door een motorische neuron wordt geïnnerveerd.
Effector
Een bot van de vingers of tenen.
Falanx/falanges
Een snijvlak waarmee het lichaam in ventraal en dorsaal gedeelte wordt verdeeld; ook wel een coronaal vlak genoemd.
Frontaal vlak
Letterlijk: het bestuderen van de functie; bestudeert de manier waarop levende organismen levensverrichtingen uitvoeren.
Fysiologie
De billen.
Gluteus
Het behoud van een relatief constant inwendig milieu.
Homeostase
Invasie en kolonisatie van lichaamsweefsels door ziekteverwekkers.
Infectie
Behorend aan de zijkant.
Lateraal
Het bestuderen van de bouw van het menselijk lichaam zonder de hulp van een microscoop.
Macroscopisch
De borst.
Mamma