hoofdstuk 1 + 5 Flashcards
primaire spanning
De spanning waarop de primaire spoel wordt aangesloten.
transformator
apparaat dat een wisselspanning kan omzetten in een hogere of lagere wisselspanning met behulp van twee spoelen om een weekijzeren kern.
elektriciteitscentrale
Centrale die grote hoeveelheden elektrische energie opwekt.
elektromagneet
Een elektrisch onderdeel, zoals een spoel, dat zich onder invloed van een elektrische stroom als een magneet gaat gedragen.
gelijkspanning
Spanning die onveranderlijk is, zoals de spanning van een batterij of accu.
effectieve spanning
De ‘gemiddelde’ spanning van een wisselspanning. Als je met een wisselspanning moet rekenen, bijvoorbeeld om het vermogen uit te rekenen, gebruik je de effectieve spanning.
netspanning
Spanning van 230 V, zoals je die thuis gebruikt.
energieverlies
Het gegeven dat er elektrische energie verloren gaat tijdens het transport, doordat een deel van die energie wordt omgezet in warmte.
ideale transformator
Een denkbeeldige transformator waarin geen elektrische energie verloren gaat: het opgenomen vermogen is gelijk aan het afgestane vermogen.
secundaire spanning
De spanning die de secundaire spoel levert.
secundaire spoel
Onderdeel van een transformator dat elektrische energie afgeeft aan een apparaat.
primaire spoel
Onderdeel van een transformator dat elektrische energie opneemt uit het lichtnet. Er loopt wisselstroom doorheen.
wisselspanning
Spanning die voortdurend van plus naar min wisselt, zoals de spanning op het lichtnet. Gem. spanning: effectieve spanning. spanning lichtnet: 325v > 0v > -325v. met een frequentie van 50 Hz (50 x per seconde)
generator
Onderdeel van een elektriciteitscentrale dat werkt als een grote dynamo: bewegingsenergie wordt ermee omgezet in elektrische energie.
hoogspanning
Hoge spanning (tot 380 kV) die wordt gebruikt om elektrische energie over grote afstanden te vervoeren.
energieverbruik
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat opneemt van het lichtnet en daarna omzet in een of meer andere energiesoorten, zoals warmte of licht. De energie verdwijnt dus niet.
vermogen
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt. De eenheid is watt (W).
kWh-meter of energiemeter
Meter die het verbruik van elektrische energie in huis meet. Zo genoemd omdat het verbruik wordt afgerekend in kWh (kilowattuur).
schakeldraad
Zwarte elektriciteitsdraad waar alleen spanning op staat als de schakelaar in de AAN-stand staat.
fasedraad
Bruine elektriciteitsdraad waarop een wisselspanning staat van 230 V.
huisinstallatie
Een netwerk van elektriciteitsdraden dat door de muren en plafonds van een huis loopt.
groepsschakelaar
Schakelaar waarmee je in één keer de spanning over alle stopcontacten en lichtpunten in een groep kunt uitzetten.
overbelasting
Het gevolg van het inschakelen van te veel apparaten in een groep waardoor de totale stroomsterkte boven 16 A komt.
weerstand
De eigenschap van een elektrisch onderdeel (of ander materiaal) die bepaalt hoe gemakkelijk elektrische stroom erdoorheen kan gaan.
kortsluiting
Het ongewenste gevolg als de stroom in een stroomkring een weg vindt met een te kleine weerstand.
nuldraad
Blauwe elektriciteitsdraad die de stroomkring compleet maakt. Op deze draad staat geen spanning.
lichaamsweerstand
de mate waarin je lichaam stroom geleid
contactweerstand
de weerstand op de plaatsen waar stroom het lichaam in- of uitgaat
installatieautomaat
Een elektronische groepszekering. Als de installatieautomaat de stroom uitschakelt, klapt een hefboompje om.
aarddraad
Een koperdraad met groengeel gestreepte isolatie die de rand van het stopcontact verbindt met een pin die in de aarde is geslagen.
aardlekschakelaar
Voorziening die de stroomsterkte in de fasedraad vergelijkt met de stroomsterkte in de nuldraad. Als het verschil groter wordt dan 30 mA, dan schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. Er kan dan geen stroom meer ‘weglekken’.
dubbele isolatie
Manier van isoleren waarbij twee lagen isolatie worden aangebracht: rond de onderdelen waar de stroom doorheen loopt en aan de buitenkant van het apparaat.
groepszekering
Voorziening die de stroom uitschakelt als de totale stroomsterkte in die groep hoger wordt dan (als regel) 16 A.
soortelijke weerstand
Materiaaleigenschap die aangeeft hoe goed een stof stroom geleidt.
LDR
Variabele weerstand die gevoelig is voor veranderingen in de hoeveelheid licht.
(I, U)-diagram
Grafiek waarin de stroomsterkte is uitgezet tegen de spanning. (evenredig)
NTC
Variabele weerstand die bij een lagere temperatuur een hogere weerstand krijgt.
weerstand
De eigenschap van een elektrisch onderdeel dat bepaalt hoe gemakkelijk elektrische stroom erdoorheen kan gaan.
wet van Ohm
Regel die stelt: de spanning (over de draad) en de stroomsterkte (door de draad) zijn recht evenredig.
weerstand (onderdeel)
Schakelonderdeel met een bepaalde weerstand.
vervangingsweerstand
Term voor de totale weerstand als meerdere weerstanden in serie of parallel geschakeld zijn.
PTC
Weerstand die toeneemt naarmate de temperatuur hoger wordt.