hoofdstuk 1 + 5 Flashcards

1
Q

primaire spanning

A

De spanning waarop de primaire spoel wordt aangesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

transformator

A

apparaat dat een wisselspanning kan omzetten in een hogere of lagere wisselspanning met behulp van twee spoelen om een weekijzeren kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elektriciteitscentrale

A

Centrale die grote hoeveelheden elektrische energie opwekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elektromagneet

A

Een elektrisch onderdeel, zoals een spoel, dat zich onder invloed van een elektrische stroom als een magneet gaat gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gelijkspanning

A

Spanning die onveranderlijk is, zoals de spanning van een batterij of accu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

effectieve spanning

A

De ‘gemiddelde’ spanning van een wisselspanning. Als je met een wisselspanning moet rekenen, bijvoorbeeld om het vermogen uit te rekenen, gebruik je de effectieve spanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

netspanning

A

Spanning van 230 V, zoals je die thuis gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

energieverlies

A

Het gegeven dat er elektrische energie verloren gaat tijdens het transport, doordat een deel van die energie wordt omgezet in warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ideale transformator

A

Een denkbeeldige transformator waarin geen elektrische energie verloren gaat: het opgenomen vermogen is gelijk aan het afgestane vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

secundaire spanning

A

De spanning die de secundaire spoel levert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

secundaire spoel

A

Onderdeel van een transformator dat elektrische energie afgeeft aan een apparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

primaire spoel

A

Onderdeel van een transformator dat elektrische energie opneemt uit het lichtnet. Er loopt wisselstroom doorheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wisselspanning

A

Spanning die voortdurend van plus naar min wisselt, zoals de spanning op het lichtnet. Gem. spanning: effectieve spanning. spanning lichtnet: 325v > 0v > -325v. met een frequentie van 50 Hz (50 x per seconde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

generator

A

Onderdeel van een elektriciteitscentrale dat werkt als een grote dynamo: bewegingsenergie wordt ermee omgezet in elektrische energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoogspanning

A

Hoge spanning (tot 380 kV) die wordt gebruikt om elektrische energie over grote afstanden te vervoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

energieverbruik

A

De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat opneemt van het lichtnet en daarna omzet in een of meer andere energiesoorten, zoals warmte of licht. De energie verdwijnt dus niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vermogen

A

De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt. De eenheid is watt (W).

18
Q

kWh-meter of energiemeter

A

Meter die het verbruik van elektrische energie in huis meet. Zo genoemd omdat het verbruik wordt afgerekend in kWh (kilowattuur).

19
Q

schakeldraad

A

Zwarte elektriciteitsdraad waar alleen spanning op staat als de schakelaar in de AAN-stand staat.

20
Q

fasedraad

A

Bruine elektriciteitsdraad waarop een wisselspanning staat van 230 V.

21
Q

huisinstallatie

A

Een netwerk van elektriciteitsdraden dat door de muren en plafonds van een huis loopt.

22
Q

groepsschakelaar

A

Schakelaar waarmee je in één keer de spanning over alle stopcontacten en lichtpunten in een groep kunt uitzetten.

23
Q

overbelasting

A

Het gevolg van het inschakelen van te veel apparaten in een groep waardoor de totale stroomsterkte boven 16 A komt.

24
Q

weerstand

A

De eigenschap van een elektrisch onderdeel (of ander materiaal) die bepaalt hoe gemakkelijk elektrische stroom erdoorheen kan gaan.

25
Q

kortsluiting

A

Het ongewenste gevolg als de stroom in een stroomkring een weg vindt met een te kleine weerstand.

26
Q

nuldraad

A

Blauwe elektriciteitsdraad die de stroomkring compleet maakt. Op deze draad staat geen spanning.

27
Q

lichaamsweerstand

A

de mate waarin je lichaam stroom geleid

28
Q

contactweerstand

A

de weerstand op de plaatsen waar stroom het lichaam in- of uitgaat

29
Q

installatieautomaat

A

Een elektronische groepszekering. Als de installatieautomaat de stroom uitschakelt, klapt een hefboompje om.

30
Q

aarddraad

A

Een koperdraad met groengeel gestreepte isolatie die de rand van het stopcontact verbindt met een pin die in de aarde is geslagen.

31
Q

aardlekschakelaar

A

Voorziening die de stroomsterkte in de fasedraad vergelijkt met de stroomsterkte in de nuldraad. Als het verschil groter wordt dan 30 mA, dan schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. Er kan dan geen stroom meer ‘weglekken’.

32
Q

dubbele isolatie

A

Manier van isoleren waarbij twee lagen isolatie worden aangebracht: rond de onderdelen waar de stroom doorheen loopt en aan de buitenkant van het apparaat.

33
Q

groepszekering

A

Voorziening die de stroom uitschakelt als de totale stroomsterkte in die groep hoger wordt dan (als regel) 16 A.

34
Q

soortelijke weerstand

A

Materiaaleigenschap die aangeeft hoe goed een stof stroom geleidt.

35
Q

LDR

A

Variabele weerstand die gevoelig is voor veranderingen in de hoeveelheid licht.

36
Q

(I, U)-diagram

A

Grafiek waarin de stroomsterkte is uitgezet tegen de spanning. (evenredig)

37
Q

NTC

A

Variabele weerstand die bij een lagere temperatuur een hogere weerstand krijgt.

38
Q

weerstand

A

De eigenschap van een elektrisch onderdeel dat bepaalt hoe gemakkelijk elektrische stroom erdoorheen kan gaan.

39
Q

wet van Ohm

A

Regel die stelt: de spanning (over de draad) en de stroomsterkte (door de draad) zijn recht evenredig.

40
Q

weerstand (onderdeel)

A

Schakelonderdeel met een bepaalde weerstand.

41
Q

vervangingsweerstand

A

Term voor de totale weerstand als meerdere weerstanden in serie of parallel geschakeld zijn.

42
Q

PTC

A

Weerstand die toeneemt naarmate de temperatuur hoger wordt.