Hoofdstuk 1-4 Flashcards

1
Q

online marketing

A

een proces waarbij organisatie en bestaande of potentiële klanten via internet waarden en producten creëren en met elkaar uitwisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

e-commerce

A

gaat over de verkoop van producten en diensten via internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

e-business

A

het ondernemen met behulp van digitale technieken en omvat digitale processen in de hele organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

individuele propositie

A

op maat aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geïndividualiseerde productie

A

klant neemt deel van productie proces over om het te personaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

corporate website

A

ondersteunen interactie tussen verschillende stakeholders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lead generation site

A

soort communicatiesite waarbij het doel is om in contact te komen met potentiële klanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

portal

A

geven overzicht van verschillende websites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5s model

A
  • sell
  • speak
  • serve
  • save
  • sizzle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 kenmerken aan marketing gerelateerde kernprocessen in een organisatie

A
  • marketsensing
  • productrealisatieproces
  • klantacquisitieproces
  • orderafhandelingproces
  • customer relation proces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Strategische marketing

A

houdt zich bezig met de manier waarop aan afnemers op duurzame wijze waarde kan worden geboden die superieur en onderscheidend zijn van de concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beacons

A

locatie gebasseerde communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wearables

A

apparaten die je op je lichaam kunt dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

missie

A

de bestaansreden van een bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

visie

A

het gemeenschappelijke toekomstbeeld dat het management van de organisatie heeft geformuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Confrontatie- analyse

A

het bekijken van de consequenties van verschillende swot- combinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

businessmodel

A

de beschrijving waarop het bedrijf waarde creëert voor klanten en daarvoor met inkomsten wordt gecompenseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

indelingen voor businessmodel

A
  • waarde propositie
  • verdienmodel
  • de kernmiddelen
  • kernprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

9 componenten in het Business Model Canvas

A
  • klantsegmenten
  • waardepropositie
  • kanalen
  • klantrelaties
  • inkomstenbronnen
  • kernmiddelen
  • kernactiviteiten
  • kernpartners
  • kostenstructuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lokaasmodel (verdienmodellen)

A

onder de kostprijs verkopen maar er horen ook extra’s bij die je moet kopen

21
Q

brokerage- of makelaarsmodel

A

net als veilingsmodel maar de makelaar brengt ook extra informatie en deskundigheid

22
Q

yield management

A

de prijzen verandere voortdurend op basis van ontwikkeling en vraag

23
Q

klantrelaties verschillende mogelijkheden

A
  • een persoonlijk contactpersoon
  • cocreatie
  • communities
  • persoonlijke assistentie
  • zelfbediening
  • geautomatiseerde dienstverlening
24
Q

4 niveaus gevolgen internettechnologie

A
  • het businessmodel
  • de marketingstrategie
  • de marketinginstrumenten
  • de marketingoperatie
25
Q

voordelen internet via smartphone

A
  • ubiquity
  • contextgevoeligheid
  • indentificatiemogelijkheid
  • command and control functies
26
Q

digitale levensstijlen

A
  • beïnvloeders
  • communicatoren
  • kenniszoekers
  • netwerkers
  • verlangers
  • functionelen
27
Q

kanaalswitch

A

online oriënteren en in de winkel kopen of andersom

28
Q

barrières voor aankopen via internet

A
  • financieel risico
  • functioneel risico
  • psychologisch risico
  • tijd-gemaksrisico
29
Q

drie typen merk gerelateerde activiteiten

A
  • consumeren
  • bijdragen
  • creëren
30
Q

uses and gratifications theory

A

een theorie die zich focust op de vraag waarom individuen bepaalde media gebruiken

31
Q

6 motivaties waarom individuen media gebruiken

A
  • entertainment
  • informatie
  • persoonlijke identiteit
  • integratie en sociale interactie
  • beloning
  • zelfverwezenlijking
32
Q

6 fasen van het online aankoopproces

A
  • behoefteherkenning
  • informatie zoeken
  • evalueren van alternatieven
  • keuze van het verkoopkanaal
  • aankoop
  • resultaat
33
Q

perceived value

A

een combinatie van alle voordelen bij het aanschaffen van een product

34
Q

free riders

A

mensen die bij de ene informatie opzoeken en bij de ander de aankoop maken

35
Q

3 mogelijkheden om free riding tegen te gaan

A
  • kanaalintegratie (online en offline door elkaar)
  • eenheid in de boodschap
  • stimuleren van zowel online als offline winkelbezoek
36
Q

omnichannelstrategie

A

online en offline kanalen lopen naadloos in elkaar over

37
Q

8c- model

A
  • customization
  • contact interactivity
  • cultivation
  • care
  • community
  • choice
  • convenience
  • character
38
Q

flow

A

de mate waarin een persoon volledig opgaat in wat hij of zij doet

39
Q

online marketingfunnel/ 6b model

A
  • bezoeken
  • boeien
  • beslissen
  • bestellen
  • betalen
  • binden
40
Q

conversiepercentage

A

aantal kopers/ aantal bezoekers

41
Q

eisen online marktonderzoek

A
  • populatie
  • steekproef
  • validiteit
  • betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
  • steekproefomvang
42
Q

technieken in online marktonderzoek

A
  • eyetracking
  • mousetracking
  • online focusgroepen
  • online communities
  • online website measurement
  • pixeltechniek
  • blogs en socialmedia-analyses
  • mobile research
  • neuroscience
43
Q

drie v’s van big data

A
  • variety
  • volume
  • velocity
44
Q

distributed procesing

A

een programma dat draait op meerdere computers die onderling communiceren om zo tot een gemeenschappelijk einddoel te komen.

45
Q

typen data analyse

A
  • descriptive (wat is er gebeurd)
  • Diagnostic ( waarom is het gebeurd)
  • predictive (wat gaat er gebeuren)
  • prescriptive (waarom gaat het gebeuren)
46
Q

socialmediamonitoring

A

het structureel in kaart brengen en analyseren van berichten over een bepaald onderwerp op social media

47
Q

productrealisatieproces

A

het onderzoek doen naar en ontwikkelen van nieuwe producten en diensten, ze uitbreiden tot een marktaanbod en de producten of diensten beschikbaar maken voor klanten

48
Q

4 fasen van het productrealisatieproces

A
  • ideeën ontwikkelen
  • ontwikkelen van producten
  • realiseren van producten
  • verbeteren van producten
49
Q

twee interpretaties klantwaarde

A
  • value to customer

- value to firm