hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat is emotionele ontwikkeling?

A

Emotionele ontwikkeling is sterk verbonden met sociale ontwikkeling en wordt vaak aangeduid als socio-emotionele ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat emotionele ontwikkeling?

A

Emotionele ontwikkeling bestaat uit de evolutie van de eigen emoties en inzicht in de emoties van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom zijn de evolutie van eigen emoties en inzicht in emoties van anderen belangrijk?

A

Beide zijn noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling die een mens toestaat om goed te functioneren in een omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de invloed van de sociale omgeving op emotionele ontwikkeling?

A

De sociale omgeving heeft een sterke invloed op de ontwikkeling van zowel de eigen emoties als het inzicht in de emoties van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de twee elementen van de evolutie van de eigen emoties?

A

De twee elementen zijn zelfbewustzijn en zelfregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontwikkelt zelfbewustzijn zich bij zuigelingen?

A

Bij zuigelingen zijn er sensomotorische ervaringen en wordt er nog geen onderscheid gemaakt tussen zichzelf en de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van de emotionele toestand van een pasgeborene?

A

Pasgeborenen zijn op zichzelf gericht, maar gevoelig voor hun omgeving, en voelen vooral opwinding als gevolg van sensomotorische ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe variëren de stemmingen van een zuigeling?

A

De stemmingen van een zuigeling kunnen variëren tussen opgeruimdheid en neerslachtigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie drijfveren van een zuigeling op drie maanden?

A

De drie drijfveren zijn genotsdrang, sensatiedrang en activiteitsdrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt genotsdrang in?

A

Genotsdrang houdt in dat lust wordt herhaald en onlust vermeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt sensatiedrang in?

A

Sensatiedrang houdt in dat zuigelingen kijken en (mond-)voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt activiteitsdrang in?

A

Activiteitsdrang houdt in dat er speldrang en nabootsingsdrang is van zowel zichzelf als van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij 16 maanden in de ontwikkeling van kinderen?

A

Kinderen worden bewuster van andere mensen en willen in hun buurt vertoeven om meer gedifferentieerde gevoelens te ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe drukken kinderen hun gevoelens uit rond 1 jaar?

A

Dit gebeurt via lichamelijkheid, zoals huilen, lachen, gebrek aan eetlust, en rumoerigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er in de sociale ontwikkeling van peuters?

A

Peuters nemen deel aan het sociale leven, wat leidt tot differentiatie in gevoelens door te stappen, dingen te grijpen en meespelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke nieuwe gevoelens ontwikkelen kinderen in de peuterfase?

A

Nieuwe gevoelens zoals verwondering, twijfel, sympathie, jaloezie, en schaamte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe ontwikkelt zelfbewustzijn zich bij peuters?

A

Zelfbewustzijn komt stilaan tot ontwikkeling door sociale activiteit, met uitingen van koppigheid, brutaliteit, agressie, en affectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het ‘Ik-beleven’ bij kleuters?

A

Aan het einde van de peuterfase ontwikkelen kleuters een onderscheid tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’, wat leidt tot egocentrisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe komt egocentrisme tot uiting bij kleuters?

A

Kleuters zien zichzelf als het middelpunt van de wereld en denken dat anderen zich voelen zoals zij.

20
Q

Wat gebeurt er met sociale contacten als kinderen naar school gaan?

A

Er is een uitbreiding van sociale contacten en gevoelens door confrontatie met veel kinderen tegelijk onder leiding van één persoon.

21
Q

Wat is de rol van de kleuterleidster?

A

De kleuterleidster wordt een belangrijke persoon buiten de ouders en zorgt voor een grote verantwoordelijkheid.

22
Q

Wat is het empathisch vermogen van kleuters?

A

Kleuters hebben nog maar een beginnend empathisch vermogen.

23
Q

Hoe beïnvloeden kinderen elkaar in hun gedrag?

A

Kinderen beïnvloeden elkaars gedrag, waarbij actie en reactie hun interacties bepalen.

24
Q

Wat is het empathisch vermogen van kinderen?

A

Kinderen hebben nog maar een beginnend empathisch vermogen.

25
Q

Hoe beïnvloeden kinderen elkaars gedrag?

A

Actie en reactie bepalen hun gedrag in de toekomst.

26
Q

Wat is de prestatiedrang en initiatiefname rond de 3 à 4 jaar?

A

Kinderen willen beter doen en nemen initiatief.

27
Q

Wat is het verschil in motivatie tussen meisjes en jongens?

A

Meisjes willen goedkeuring en lof, terwijl jongens de prestatie centraal stellen.

28
Q

Waarom is het belangrijk om opgavebewustzijn te creëren?

A

Kinderen moeten weten wat ze willen bereiken en wat ze verwachten te bereiken.

29
Q

Wat zijn de uitdagingen voor kinderen bij het stellen van doelen?

A

Kinderen maken vaak foute inschattingen en hebben ondersteuning nodig.

30
Q

Wat moeten kinderen leren over hun eigen prestaties?

A

Ze moeten leren hun prestaties te beoordelen op basis van kunnen, niet inzet.

31
Q

Welke nieuwe gevoelens ontstaan bij lagere schoolkinderen?

A

Zelfwaardegevoel, meer- of minderwaardigheidsgevoelens, schuldgevoelens, spijt, schaamte.

32
Q

Welke sociale en morele gevoelens ontwikkelen kinderen?

A

Bewondering, spot, leedvermaak, ijverzucht.

33
Q

Wat is de rol van temperament en de sociale wereld in emoties?

A

Temperament en de sociale wereld spelen een belangrijke functie in het ontstaan van emoties.

34
Q

Wat is emotionele zelfregulatie?

A

Het aanpassen van onze emoties tot een comfortabele intensiteit om doelen te bereiken.

35
Q

Welke rol speelt de prefrontale hersenschors?

A

De prefrontale hersenschors speelt een belangrijke rol in de vaardigheid om emoties te reguleren.

36
Q

Welke rol speelt de prefrontale hersenschors in de emotiecontrole?

A

De prefrontale hersenschors speelt een belangrijke rol in de vaardigheid om emoties te controleren.

37
Q

Hoe is de ontwikkeling van de prefrontale hersenschors bij baby’s?

A

Bij baby’s is de prefrontale hersenschors nauwelijks ontwikkeld, wat leidt tot geen mogelijkheid tot regulatie van gevoelens.

38
Q

Wat ontdekken kleuters dat hen helpt bij emotiecontrole?

A

Kleuters ontdekken dat ze dingen anders kunnen doen en ontwikkelen taal, waardoor ze tot andere gevoelens kunnen komen.

39
Q

Hoe gaan lagere schoolkinderen om met onaangename situaties?

A

Lagere schoolkinderen pakken problemen aan als ze merken dat een onaangename situatie veranderbaar is en laten zichzelf toe om onaangename gevoelens te ervaren als er weinig te veranderen valt aan de situatie.

40
Q

Wat is het verschil tussen probleemgerichte en emotiegerichte coping?

A

Lagere schoolkinderen zijn in staat om onderscheid te maken tussen probleemgerichte coping en emotiegerichte coping.

41
Q

Wat gebeurt er tot de leeftijd van 12 jaar in de prefrontale hersenzone?

A

Er is een periode van synaptische groei in de prefrontale hersenzone, wat belangrijk is voor de controle van emoties.

42
Q

Wat gebeurt er rond de leeftijd van 17 jaar in de temporale hersenzone?

A

Er is een periode van synaptische groei in de temporale hersenzone, waardoor er meer verbanden gelegd kunnen worden in het taalgebied, wat helpt bij het omzetten van complexe emoties in taal.

43
Q

Wat is temperament?

A

Temperament is de aangeboren tendens om op prikkels te reageren, zowel van binnen als van buiten.

44
Q

Wat geeft de hevigheid van prikkels aan?

A

De hevigheid van prikkels en hoe ermee omgegaan wordt, geeft aan hoe hevig we emoties zullen voelen of erop reageren.

45
Q

Wat is social referencing?

A

Social referencing is een proces waarbij individuen de emoties van anderen gebruiken om hun eigen reacties te sturen.

46
Q

Wat is empathie?

A

Empathie is het vermogen om de emoties van anderen te begrijpen en te delen.