hoofdstuk 1 Flashcards

inleiding tot het immuunsysteem

1
Q

Definitie antigeen (Ag)

A

een molecule die bindt aan een antilichaam of een T-cel receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie antilichaam (Al)

A

een glycoproteïne (immunoglobuline) geproduceerd door B cellen en die antigenen bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie cytokinen

A

eiwitten die door cellen worden geproduceerd om te communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie immuunsysteem

A

bescherming tegen infecties, tumoren, maar kan ook auto-immuunziekten veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie sub-klinische infectie

A

een onopgemerkte infectie bij een gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie opportunistische klinische infectie

A

een infectie bij een patiënt met een zwakker immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie inoculatie

A

het inbrengen van een infectie bij een patiënt om immuniteit te creëeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie aangeboren immuniteit

A

een geheel van verdedigingsmechanismen dat aanwezig is op elk moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie adaptieve immuniteit

A

B en T cellen zijn hier de belangrijkste cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4 types adaptieve immuniteit

A

humorale en cel-gemedieerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie humorale immuniteit

A

Antistoffen die door B cellen worden geproduceerd om extracellulaire pathogenen te bestrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie cel-gemedieerde immuniteit

A

T cellen bestrijden intra-cellulaire pathogenen of geïnfecteerde cellen door ze te vernietigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie actieve immuniteit

A

de patiënt wordt geïnfecteerd en maakt zelf antilichamen aan, de geheugencellen blijven in het lichaam aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie passieve immuniteit

A

antilichamen worden geïnjecteerd in een patiënt maar verdwijnen na een aantal maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klonale selectie

A

enkel de lymfocyten die in contact zijn gekomen met antigenen prolifereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Naïve cellen

A

lymfocyten die hun antigenen nog niet hebben ontmoet

17
Q

dendritische cellen

A

antigeen presenterende cellen voor T cellen

18
Q

Klassen lymfocyten

A

B lymfocyten, helper T lymfocyten, cytotoxische T lymfocyten, regulerende T lymfocyten

19
Q

werking B lymfocyten

A

b lymfocyt herkent micro-organisme, wordt plasmacel en produceert antilichamen

20
Q

Werking helper T lymfocyten

A

T lymfocyt produceert cytokinen die zorgen voor de activatie van andere cellen

21
Q

Werking cytotoxische T lymfocyten

A

T lymfocyt vernietigt geïnfecteerde cellen

22
Q
A
23
Q
A