Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Behoeften

A

Iets wat je nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Goederen

A

Tastbare producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diensten

A

Iets wat niet-tastbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consumenten

A

Goederen of diensten kopen om in je behoefte te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zelfvoorziening

A

Zelf iets maken waarmee je in eigen behoeften te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Budget

A

Het geld waarover je kunt beschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale beïnvloeding

A

De invloed van andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Commerciële beïnvloeding

A

De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reclame

A

Winkeliers en fabrikanten trekken je aandacht voor een bepaald product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Consumentenorganisatie

A

Organisaties die de consument steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vergelijkend warenonderzoek

A

Test waarin producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Deugdelijk product

A

Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Garantie

A

De zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten inkomens

A

Loon, winst en een uitkering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vaste lasten

A

Uitgaven die je met een vaste regelmate moet betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Incidente uitgaven

A

Meestal grote uitgaven die je af en toe doet

17
Q

Reserveren

A

Een bedrag opzij zetten waarvan je later bepaalde grote uitgaven kunt betalen