Hoofdstuck 1: In de kantine Flashcards
1
Q
Januari
A
Janeiro
2
Q
Februari
A
Fevereiro
3
Q
Maart
A
Março
4
Q
Mei
A
Maio
4
Q
April
A
Abril
5
Q
Juni
A
Junho
6
Q
Juli
A
Julho
7
Q
Augustus
A
Agosto
8
Q
September
A
Setembro
9
Q
Oktober
A
Outubro
10
Q
November
A
Novembro
11
Q
December
A
Dezembro
12
Q
Maandag
A
Segunda-feira
13
Q
Dinsdag
A
Terça-feira
14
Q
Woensdag
A
Quarta-feira
15
Q
Donderdag
A
Quinta-feira
16
Q
Vrijdag
A
Sexta-feira
17
Q
Zaterdag
A
Sábado
18
Q
Zondag
A
Domingo
19
Q
A
20
Q
Vader
A
Pai
21
Q
Moeder
A
Mãe
22
Q
Broer
A
Irmão
23
Q
Zus
A
Irmã
24
Opa
Avô
25
Oma
Avó
26
Tante
Tia
27
Oom
Tio
28
Neef
Primo / Sobrinho
29
Nicht
Prima / Sobrinha
30
Lang
Alto
31
Kort
Baixo
32
Dik
Gordo
33
Dun
Magro
34
Oud
Velho
35
Jong
Novo / Jovem
36
Mooi
Bonito
37
Lelijk
Feio
38
Slim
Inteligente
39
Dom
Burro
40
Wie
Quem
41
Wat
O quê
42
Wanner
Quando
43
Waar
Onde
44
Waarom
Porquê
45
Daarom
Por isso
46
Welk(e)
Qual
47
Wat voor
Que tipo de
48
Hoe
Como
49
Hoeveel
Quanto
50
Hoe laat
Que horas
51
Hoe vaak
Com que frequência
52
Hoe lang
Quanto tempo
53
Mijn
Meu
54
Jouw
Teu / Tua
55
Uw
Seu / Sua (formal)
56
Zijn
Dele
57
Haar
Dela
58
Ons
Nosso
59
Onze
Nossa
60
Jullie
Vossa
61
Hun
Deles / Delas
62
Een
Um
63
Twee
Dois
64
Drie
Três
65
Vier
Quatro
66
Vijf
Cinco
67
Zes
Seis
68
Zeben
Sete
69
Acht
Oito
70
Negen
Nove
71
Tien
Dez
72
Elf
Onze
73
Twaalf
Doze
74
Dertien
Treze
75
Veertien
14
76
Vijftien
15
77
Zestien
16
78
Zeventien
17
79
Achttien
18
80
Negentien
19
81
Twintig
20
82
Eenentwintig
21
83
Tweeentwintig
22
84
Drieentwintig
23
85
Dertig
30
86
Veertig
40
87
Vijftig
50
88
Zestig
60
89
Zeventig
70
90
Tachttig
80
91
Negentig
90
92
Honderd
100
93
Het is twee uur
São 2 horas
94
Het is half drie
São 2h30
95
Het is kwart voor vijf
São 15 para as 5 (4:45)
95
Het is kwart over vier
São 4:15h
96
De winter
Inverno
97
De lente
Primavera
98
De zomer
Verão
99
De herfst
Outono
100
Ik ben ___ school
op
101
De vergadering (reunião) is ___ 10 uur
om
102
Zik woont ___ Amsterdam
in
103
Het boek ligt (sobre) ___ de tafel (mesa)
op
104
We gaan ___ de zomer op vakantie
in
105
De trein vertrekt (parte) ___ 8 uur
om
106
Hij werkt ___ een kantoor (escritório)
op
