HOK 10 Flashcards

1
Q

Fases en opbouw van fysiotherapeutisch methodisch handelen

A

Fase 1 Aanmelding

  • DTF
  • met verwijzing

Fase 2 Aanvullende anamnese

Fase 3 Aanvullend onderzoek

Fase 4 Analyse en conclusie

Fase 5 Opstellen behandelplan

Fase 6 Behandeling

Fase 7 Eindevaluatie en afsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De student kan het verschil benoemen tussen screenen en diagnosticeren

A

screenen = proces waarbij middels gerichte vragen, tests of andere diagnostische verrichtingen wordt gekeken of de PT binnen het behandeldomein van FT valt. Er worden hier nog geen diagnoses gesteld.

Onderdelen:

  • aanmelding
  • inventarisatie hulpvraag
  • pluis niet pluis
  • informeren en adviseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een initiële hypothese?

A

aanvankelijk opgestelde hypothese voorafgaand aan anamnese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn PIP’s en NPIP’s?

A

PIP = patient identified problems = door PT aangegeven zaken.

NPIP = non-patient identified problems = afgenomen meetinstrumenten etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het model van Cott?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat komt er in een Fysiotherapeutische Diagnose ?

A
  • Functioneringsproblemen (stoornissen, beperkingen etc.)
  • Beloop tot nu toe, wel of niet afwijkend
  • Wijze van omgang met functioneringsproblemen
  • Indicatie fysiotherapie ja/nee
  • hulpvraag
  • verwacht herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een Tangentieel vlak?

A

Vlak dat als het ware de kom afsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het normaal?

A

Loodrechte lijn op het Tangentieel vlak.

Trekrichting tractie, manipulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een capsulair patroon?

A

Volgorde van beweginsbeperkingen wat typisch is voor een ontsteking van een totale gewrichtskapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de Closed Pack Position?

A

Positie waarin de kop en kom precies in elkaar passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de maximale closed pack position?

A

Vergrendelstand van het gewricht waarbij de spierspanning en bindweefselspanning maximaal is. Het gewricht staat dan op ‘slot.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de maximal loose packed position?

A

Ruststand van het gewricht, waarbij de spierspanning en bindweefselspanning minimaal is. Meest mobiele positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de convex-concaaf regel?

A

Convex deel bewegen = tegengestelde richting

Concaaf deel bewegen = gelijkgestelde richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de signs & symptoms van een cervicale radiculopathie?

A
  • Pijn in nek, arm, hand of schouderregio
  • Tintelingen/ doof gevoel in arm, hand
  • klachten verergeren bij hoesten, niesen, persen
  • gevoels- en/of krachtsverlies
  • positieve spurling, ULTT & cervicale tractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen een primair en secundair impingement?

A

Primair

  • constante afwijking onafhankelijk van bewegingen (bouw, osteofyten, tendinose & degeneratief.)

Secundair

  • Alleen bij beweging inklemmingen door:

(instabiliteit art. Glenohumerale, RC, Dyskinesie scapulathoracaal.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de symptomen van een schouder impingement / SAPS?

A
  • Painfull arc
  • Pijn tijdens bovenhandse bewegingen
  • pijn in de deltoideusregio
17
Q

Wat is het verschil tussen een intern en een extern impingement?

A

intern impingement = inklemming van een pees tussen humeruskop en labrum glenoidale

extern impingement = inklemming RC-pezen subacromiaal.

18
Q

Wat zijn de herstelfasen na een bindweefseltrauma?

Ontstekingsfase

A

Ontstekingsfase 0-5 dagen

Vasoconstrictie - Hemostase - Voorkomen bloedverlies

Invasie macrofasen + leukocyten - afbraak weefselresten - reinigen wondgebied

Vrijkomen bradykinine, histamine, prostaglandinde - oedeem en hyperalgesie - ontzien van het wondgebied.

contractie myofibroblasten - wondcontractie - verkleinen wondgebied.

19
Q

Wat zijn de herstelfasen na een bindweefseltrauma?

Proliferatiefase 5-21 dagen

A

Sterke activiteit fibroblasten - productie collageen III - opbouw granulatieweefsel

Mechanisch onbelaste prikkels - ordening vezels - Voorkomen littekenweefsel

Nieuwvorming capillairen - Meer O2 - synthese collageen I

Functionele mechanische, belaste prikkels - versterking collageen - Toename belastbaarheid

20
Q

Wat zijn de herstelfasen na een bindweefseltrauma?

Remodellering 21-360 dagen

A

Toename crosslinking - Toename treksterkte - Toename belastbaarheid

Productie grondsubstantie - Toename GAG’s, PG’s - Toename belastbaarheid

Ingroei zenuwvezels - Herstel propriocepsis - herstel stabiliteit.

21
Q

Frozen Shoulder

Capsulitis (=ontsteking kapsel) Adhesiva (=verkleving)

A
  • Idiopatisch
  • Diabetes & operatie in schoudergebied (risico)
  • Primaire frozen shoulder = idiopatisch
  • Secundaire frozen shoulder = na trauma / operatie.
  • Fibrosering van kapsel, collagene vezels worden kleiner en er komen meer vezels bij te liggen. Hierdoor meer werking van een ligament. –> wordt strakker –> begint met een onsteking die lang aanhoudt waardoor de fibrosering ook blijft.*
22
Q

Wat zijn de stadia van een Frozen Shoulder?

A

Freezing 2-9 maanden

  • toenemende stijfheid
  • pijn in rust, s’nachts het meest hevig.
  • weinig effect NSAID’s

Frozen 4-12 maanden

  • Pijn neemt geleidelijk af
  • Stijfheid blijft aanwezig
  • Alleen pijn bij eindstandige bewegingen
  • exorotatie is bijna gehaal onmogelijk.

Thawing 12 - 42 maanden

  • symptomen verdwijnen langzaam
  • blijft vaak bewegingsbeperking over.
23
Q

Stadia van AC-luxatie

Tossy 1 t/m 3

Rockwood 1 t/m 6

A

Tossy / Rockwood 1

oprekken ligamenten & subluxatie

Tossy / Rockwood 2

ruptuur lig. acromioclaviculare

Tossy / Rockwood 3

ruptuur lig. acromioclaviculare + corococlaviculare

Rockwood 4

clavicula wordt naar dorsaal getrokkken door m.trapezius

Rockwood 5

Scheur m.trapezius en m.deltoideus

Rockwood 6

Clavicula wordt caudaal getrokken door m.biceps & m. coracobrachialis.

24
Q

In welke 2 vormen wordt specifieke lage rugpijn?

A

Serious

  • osteoperotische wervelfracturen
  • maligneteiten
  • spondylitis ankylopoetica
  • ernstige vorm kanaalstenose
  • ernstige vorm spondylolisthesis

Non- Serious

  • Lumbosacraal radiculair syndroom
25
Q

Kenmerken cervicaal radiculair syndroom

A
  • Sensorische symptomen in de arm zoals paresthesieen gevoelloosheid, verminderde tastzin.
  • beperkte cervicale ROM, <60 graden of een beperkte pijnlijke rotatie
  • Verminderde spierkracht en/of controle van arm- handspieren.
  • Heftig uitstralende pijn in de arm.
  • verminderde reflexen, spierzwakte en sensibiliteitsstoornis.
26
Q

Cervicogene Hoofdpijn

A
  • hoofdpijnsyndroom afkomstig vanuit de cervicale nociceptieve structuren
  • unilateraal
  • pijn start in de nek en straalt uit naar het fronto-temporale gebied
  • Hoofdpijn kan in aanvallen komen variërend in duur. (uren tot dagen)
  • zeurende niet pulserende pijn
27
Q

Wat is een spondylolyse, spondylolisthesis en een spondylodesis

A

Spondylolyse = gebroken wervel

Spondylolisthesis = afschuivende wervel, door breuk of verminderde tussenwervel

Spondylodesis = het aan elkaar groeien van twee of meer opeenvolgende wervels

28
Q

Wat zijn de kenmerken van een Lumbosacraal Radiculair Syndroom?

A
  • uitstraling in 1 been, vaak tot in onderbeen, scherp van karakter.
  • spierzwakte
  • vinger- vloerafstand > 25 cm
  • Positieve SLR
  • Vaal gepaard met lage rugpijn
  • Pijn in been erger dan rug.
29
Q

Etiologie / risicofactoren / onstaanswijze

A
  • Grote lichaamslengte
  • Zwaar lichamelijk werk
  • Mentale stress
  • Langdurig roken
  • Langdurig autorijden ( > 2 uur per dag)
  • Genetische aanleg
30
Q

Pathofysiologie

A