HOC thema 10 Flashcards
Revalidatie opbouw schouder
1. Acute Fase
- belasting verminderen
- ROM normaliseren
atrofie remmen
stabilisatie / proprioceptie keten.
2. Trainingsfase 1
- progressieve krachttraining
- herstel spierbalans
- dynamische stabiliteit
- ROM optimaliseren
3. Trainingsfase 2
- vermogenstraining, agility / endurance training
- kracht + ROM blijven oefenen
4. Return to play fase
- kracht + ROM blijven oefenen
- sport specifiek oefenen
- opbouw wedstrijd element.
Waar is vermogen van afhankelijk?
vermogen = kracht x snelheid.
Schouder instabiliteit categorieën op basis van etiologie (ontstaanswijze)
TUBS (Traumatic unidirectional, bankart surgery) =
instabiliteit door schouderlocatie –> naar anterior uit de kom.
- initiele fase = bescherming beschadigde structuren, pijn management en gebalanceerde spierrecruterring van RC.
- geavanceerde fase = toename belasting & focus op performance.
- return to play
AIOS (Aquired instability overstress syndrome) =
- overbelastingsinstabiliteit.
- vooral bij bovenhandse sporters.
AMBRI (atraumatic multidirections, bilateral, rehabilitation, inferior capsular shift.)
- hyperlaxiteit aan beide zijden
- focus op training bij deltoïdeus.
Wat is een GIRD?
Glenohumeral Internal Rotation Deficit
- exorotatiekrachtvermindering
- vooral bij bovenhandse sporters
- verkorting van weefsel aan de achterzijde van het schoudergewricht. + laxiteit van weefsel aan voorzijde van schoudergewricht.
- krachttraining + stretchen van kapsel.
Wat zijn factoren van schouderinstabiliteit?
- hyperlaxiteit
- rotatorcuff en deltoideus insufficiency
- CNS = central nervous system
- perifeer zenuwsysteem
- scapula dyskinesie
Typen schouder dyskinesie
type 1 tipping scapula (angulus inferior syndroom)
type 2 winging scapula (margo medialis syndroom)
type 3 shrugging scapula (angulus superior syndroom)
Schouder meetinstrumenten
aanbevolen meetinstrumenten uit het es subacromiale klachten
Painfull Arc test.
Neer test
Hawkins - Kennedy test
Drop- arm test
Jobe / empty can test.
Schouderklachten indeling
- schouderklachten met passieve bewegingsbeperking voornamelijk in exo- en/of abductierichting (frozen shoulder, artrose)
- schouderklachten zonder passieve bewegingsbeperking en met een pijnlijk traject in abductie (impingement)
- overige schouderklachten zonder passieve beweginsbeperking en zonder pijn in het abductietraject.
Evidence Statement subacromiale klachten
- Meestal veroorzaakt door inklemming van de RC spieren & pezen.
- Heffen van de schouder, vooral m.supraspinatus (painfull arc.)
- provocerende houdingen of bewegingen vooral inklemming van de infraspinatus, subscapularis en biceps brachii.
- extern impingement = inklemming subacromiale ruimte
- intern impingement = inklemming tussen humeruskop & cavitas glenoidale.
- Primair impingement = structurele varnauwing van subacromiale ruimte (zwelling pezen, bursa, osteofyt vorming)
- Secundair impingement = inklemming tijdens bepaalde bewegingen door bijv. (GH instabiliteit, hypomobiliteit, GIRD, bicepspathologie.)
Prognostische factoren bij schouderklachten
- Langdurig bestaan klachten eerste consult
- ernstige pijn
- geleidelijk ontstaan
- nekpijn
- CTO- stoornissen
- Werkgerelateerde en psychosociale factoren
- instabiliteit en dysfuncties kunnen klachten doen ontstaan en in stand houden.
Wanneer verwijs je een patiënt terug naar de huisarts bij schouderklachten?
- Verwijs de patiënt naar de huisarts/specialist bij verslechtering van de klachten
OF
- als na 6-12 weken (afhankelijk van de aard en het doel van de behandeling) de pijn niet is verminderd en de be- perking in activiteiten niet is afgenomen
Rode vlaggen bij schouder
- Beide zijden zijn aangedaan
- Koorts, malaise, gewichtsverlies
- Heftige uitstralende pijn, tintelingen samenhangend met nekbewegingen.
- Dyspneu
- Angina pectoris
- coronair syndroom
- RA, synovitis
- Klachten die niet passen bij de leeftijd.
Sreening bestaat uit
- Aanmelding
- inventarisatie hulpvraag
- pluis of niet pluis
- informeren en adviseren.
Doel = verder gaan met anamnese of terugsturen naar de huisarts?
Richtlijn Nekpijn
Behandelprofielen
Behandelprofiel A = nekpijn graad 1 & 2 met een normaal beloop. (zonder ADL problemen)
interventie = informeren + adviseren, inactiviteit voorkomen.
Behandelprofiel B = nekpijn graad 1 & 2 met een afwijkend beloop ZONDER psychosociaal herstelbelemmerende factoren.
interventie = info + adviseren, oefentherapie + cervicale & thoracale mobilisaties.
Behandelprofiel C = graad 1 & 2 met een afwijkend beloop met psychosociaal belemmerende factoren.
interventie = prognostische factoren beïnvloeden –> uitleggen dat psychosociale factoren negatieve invloeden hebben op herstel + oefentherapie.
Behandelprofiel D = graad 3 Nekpijn met neurologische tekenen en symptomen
interventie = stel gerust en leg tijdspad vast.
adviseer fysieke leefstijl.
combineren van cervicale en/of thoracale mobilisatie met zenuwmobiliteitsoefeningen.
Wat is de triage van nekklachten?
- Aspecifiek
- Radiculair beeld
- Specifieke pathologie.
Wat is SSMP
Shoulder Symptom modification procedure
top down van WK naar perifeer te onderzoeken naar waar de schouderklachten vandaan komen.
Wat zijn de graden van Nekpijn
Graad 1 = geen tekenen ernstige pathologie, geen ernstige beperking in ADL.
Graad 2 = Geen tekenen ernstige pathologie, wel forse beperkingen ADL.
Graad 3 = Geen tekenen ernstige pathologise wel neurologische symptomen
Graad 4 = nekpijn en tekenen die wijze op een ernstige structurele pathologie. (fracturen, dislocaties, schade aan ruggenmerg, infecties, tumoren.)
Beloop nekpijn
Pijn neemt binnen 6 weken met 45 % af = natuurlijk beloop nekpijn.
Wanneer pijn en beperkingen in 6 weken gelijk blijven of toenemen spreken we van afwijkend beloop.
Nekpijn
wat de doen bij verdenking graad 3?
Spurling + tractie/ distractie test voor het insluiten hiervan.
Beide negatief = uitsluiten
ULTT = uitsluiten van graad 3.
Prognostische factoren Nekpijn
- hoge pijnintensiteit
- voorgeschiedenis andere musculoskeletale aandoeningen
- eerdere episode van nekpijn
- angst
- catastroferen
- depressie
- pijngerelateerde angst
- passieve copingstijl
- hoge werkeisen
- weinig invloed hebben op werk.
Lage rugklachten kunnen worden opgedeeld in ?
Aspecifieke lage rugklachten (90% van de gevallen)
- rugpijn zonder aanwijsbare specifieke oorzaak
Specifieke lage rugklachten
- lumbosacraal radiculair syndroom
- rugpijn als gevolg van een mogelijke ernstige onderliggende specifieke aandoening.
zoals:
- osteoperose, wervelfracturen, maligniteiten, spondylitis ankylopoetica, spondylolisthesis.
Wat zijn de 3 patiëntenprofiele bij lage rugklachten?
Profiel 1 = aspecifieke lage rugpijn met een normaal beloop van het hersel
Profiel 2 = aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop zonder dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren
Profiel 3 = aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop met dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren.
Wat zijn de behandelprofielen bij lage rugklachten?
Profiel 1 Beleid bij een normaal beloop
- stel gerust
- motiveer actieve levensstijl
- toename activiteit gaat niet samen met beschadigingen van structuren in de rug.
- beperk aantal zittingen tot max 3.
Profiel 2 Beleid bij lage rugpijn met afwijkend beloop zonder dominante aanwezigheid van psychosociaal herstelbelemmerende factoren
- vermijd adviezen die tot passiviteit leiden
- geef aan toename activiteit niet leidt tot schade aan structuren
- beweging stimuleren
- oefenprogramma samenstellen dat aansluit bij behoefte van de patiënt.
Profiel 3 Beleid bij aspecifieke lage rugpijn met een afwijkend beloop met dominante aanwezigheid van psychosociaal herstelbelemmerende factoren.
- benadruk aanwezigheid van psychosociale factoren een negatieve invloed hebben op het herstel.
- adviseer contact op te nemen met de huisarts
- stimuleer bewegingen en activiteit
- contact met huisarts indien de behandelingen na 3-6 weken geen effect heeft gehad in de zin van toename van activiteit en participatie en beëinding de behandeling
Verschil tussen normaal beloop en afwijkend beloop bij lage rugklachten
Normaal beloop = activiteiten en participatie nemen gradueel toe, pijn vermindert.
Afwijkend beloop = beperkingen en activiteiten nemen niet toe maar blijven gelijk of nemen toe
WANNEER ER BINNEN 3 WEKEN GEEN DUIDELIJKE TOENAME IN ACTIVITEIT OF PARTICIPATIE IS GEWEEST.