HIV Flashcards

1
Q

HIV wordt een retovirus en een lentivirus genoemd. Waarom?

A

Retrovirus = omdat het van RNA naar DNA gaat

Lentivirus = omdat het zorgt voor een vertraagd ziekteproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke eiwitten bevinden zich op de lipide envelop van het HIV-virus?

A

gp120 en gp 41

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welk eiwit bestaat de nucleocapside?

A

p24

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke eiwitten bevinden zich naast het RNA in de nucleocapside?

A

Reverse transcriptase, integrase en protease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HIV heeft 9 genen die coderen voor 15 eiwitten. Wat voor soort eiwitten zijn dit?

A
  1. Structurele eiwitten (p24, gp120 en gp41)
  2. Replicatie eiwitten (reverse transcriptase, integrase, protease)
  3. Regulatie eiwitten (van de replicatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar komt HIV-2 vooral voor?

A

West-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef aan wanneer elk replicatie eiwit zijn rol vervuld in de replicatiecyclus van HIV.

A

Reverse transcriptase = bij het omzetten van 2 RNA strengen naar 1 DNA streng

Integrase = bij het ‘inborduren’ van het virale DNA in het gastheer-DNA.

Protease = bij het knippen van de geproduceerde eiwitten voor de bouw van een nieuw virus deeltje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de eiwitten tat en rev?

A

Regulerende eiwitten.

Deze zorgen voor een betere productie van viraal mRNA en virale eiwitten bij de activatie van een CD4+ T-cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 type 2e receptoren zijn er bij CD4+ cellen? Hoe noem je een virus dat daar vooral op aanhecht?

A

CCR5 = R5-virus

CXCR4 = X4-virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor ontstaat een (soort van) HIV-resistentie?

A

Een 32-nucleotide deletie van het CCR5 allel (homozygoot).

Hierdoor muteert de CCR5 receptor, waardoor HIV niet meer kan binden en dus niet meer binnen kan dringen in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 fases van een HIV-infectie zijn er?

A
  1. Acute HIV-infectie
  2. Asymptomatische fase
  3. Symptomatische fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreekt men van seroconversie bij HIV?

A

Wanneer er antistoffen voor HIV aan te tonen zijn in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de windowfase?

A

Wanneer de antistoffen/p24-test nog negatief zijn, maar er wel al viraal RNA in het bloed aantoonbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent het setpoint in HIV?

A

De viral load die nog in het bloed aanwezig is na de acute infectie-fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de normaalwaarde voor CD+ T-cellen?

A

800-1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor heeft HIV zo’n hoge mutatiegraad?

A

De het ‘slordige’ reverse transcriptase

17
Q

Waardoor heeft HIV zo’n hoge mutatiegraad?

A

Door het ‘slordige’ reverse transcriptase

18
Q

Wat zijn bnAbs?

A

Breed neutraliserende antistoffen.

Dit zijn betere antistoffen tegen HIV-1. Ze kunnen op meerdere punten binden en zijn daarom dus ook goed tegen meerder varianten van HIV-1.

19
Q

Welke structuren worden herkend door bnAbs? (primair-quaternair)

A

Tertiaire en quarternaire structuren

20
Q

Hoe heet het eerste HIV-medicijn? Onder welke groep valt ‘ie?

A

Azidothymidine - NRTI’s

21
Q

Wat is een andere naam voor azidothymidine?

A

Zidovudine

22
Q

Beschrijf de werking van een NRTI

A

Bouwt een gemodificeerde nucleotide in het virale DNA, waardoor er geen verdere DNA verlenging kan plaatsvinden -> DNA synthese wordt geremd.

23
Q

Wat is cART/HAART?

A

Een combinatie therapie van 3 verschillende middelen.

24
Q

Hoeveel viral load is er verdwenen na 2 weken behandeling met cART?

A

95%

25
Q

Waarom is de therapietrouw van HIV sterk toegenomen?

A

Omdat er eerst meerdere grote pillen op meerdere momenten van de dag moest worden geslikt en nu maar 1 pil per dag.

26
Q

Welke middelen zijn niet effectief tegen HIV-2?

A

NNRTI’s en fusieremmers (remmen celmembraan fusie)

Dit komt door een mutatie in reverse transcriptase en gp41

27
Q

Wat wordt bedoeld met post-treatment controllers?

A

Mensen die na het stoppen met de therapie het virus kunnen controleren.

28
Q

Wat is het Zwitserse standpunt?

A

Dat bij actieve behandeling met cART en geen detecteerbare viral load, er geen kans meer is op overdracht.

29
Q

Waar staat TasP voor?

A

Treatment as Prevention

30
Q

Hoe snel moet je PEP nemen na een hoog-risico incident?

A

Binnen 72 uur

31
Q

Hoe lang duurt de PEP-kuur?

A

4 weken

32
Q

Uit welke middelen bestaat de PrEP combinatiepil ‘Truvada’?

A

Tenofovir (NRTI) en emtricitabine (NRTI)

33
Q

Wat wordt bedoeld met de 90-90-90 doelstelling?

A

In 2020: 90% opgespoord, 90% daarvan onder cART-behandeling, daarvan 90% geen viral load meer detecteerbaar.