hfstk 3 geld over en te kort Flashcards

1
Q

bron van inkomen

A

de oorzaak van het verkrijgen van een inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prestatieloon

A

beloning voor het leveren van een bepaalde prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

loon in natura

A

beloning in anders als geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

loonschaal

A

het aanvangssalaris en de verhogingen daarvan die bij een functie horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nationaal inkomen

A

alle inkomens uit arbeid en vermogen in een land bij elkaar opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

personele inkomensverdeling

A

de verdeling van inkomen over een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

modaal inkomen

A

het meest voorkomende inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

huurtoeslag

A

bijdrage in de huurkosten voor mensen met een huurhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zorgtoeslag

A

bijdrage in de kosten van een zorgverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociaal minimum

A

het inkomen dat volgens de overheid ten minste nodig is om van te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

overdrachtsinkomen

A

een inkomen waarvoor geen tegenprestatie wordt geleverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

budgetteren

A

het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

budget

A

een bedrag waarvan je bepaalde uitgaven moet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

budgetplan

A

overzicht van inkomsten en uitgaven die op elkaar zijn afgestemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gebruiksduur

A

hoelang iemand een product gaat gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

reserveren

A

geld opzijleggen voor een bepaalde uitgaven

17
Q

vervangingsprijs

A

de prijs van een nieuw product op het moment dat je oude product wilt vervangen

18
Q

restwaarde

A

de prijs die een product na gebruik opbrengt

19
Q

financiering

A

de manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop

20
Q

motorrijtuigenbelasting

A

belasting op het bezit van een motorvoertuig

21
Q

houderschapsbelasting

A

belasting op het bezit van een voorwerp