hf2 Flashcards

1
Q

algemeen kiesrecht

A

Elke burger heeft het recht om te stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

arbeider

A

Iemand die werk doet in een fabriek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eerste feministische golf

A

De periode tussen 1870 en1919 waarin vrouwen streden voor het algemeen kiesrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fabriek

A

Grote werkplaats waar met machines producten gemaakt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

feminisme

A

Beweging die streeft naar gelijke rechten voor vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gegoede burgerij

A

Groep mensen met veel geld of bezittingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

grondwet

A

Document waarin staat hoe een land wordt bestuurd en wat de grondrechten van burgers zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

huisnijverheid

A

Mensen verwerken thuis grondstoffen tot producten om wat bij te verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

industrialisatie

A

De opkomst van productie in fabrieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

industriële revolutie

A

De grote veranderingen in de economie en de samenleving door de komst van fabrieken en machines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kapitalisme

A

Een economisch systeem waarbij er zo min mogelijk regels zijn in de economie, zodat ondernemers zoveel mogelijk winst kunnen maken met het produceren van goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kiesrecht

A

Het recht om te gaan stemmen als er verkiezingen zijn. Ook wel: stemrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

liberaal

A

Aanhanger van het liberalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

liberalisme

A

Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

liefdadigheid

A

Hulp geven aan mensen die dat nodig hebben, zonder dat je er zelf aan wilt verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

moderne tijd

A

De periode na 1800.

17
Q

parlement

A

Groep mensen die gekozen wordt door burgers met kiesrecht en die namens de burgers het land bestuurt. Ook wel: volksvertegenwoordiging.

18
Q

parlementaire democratie

A

Staatsvorm waarbij burgers een parlement kiezen dat namens hen besluiten neemt.

19
Q

politieke partij

A

Groep mensen met ongeveer dezelfde ideeën over hoe bestuurd moet worden.

20
Q

sociale kwestie

A

Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw als gevolg van de industrialisatie.

21
Q

sociale wet

A

Wet die mensen beschermt tegen de gevolgen van ziekte, armoede of ouderdom.

22
Q

socialisme

A

Politieke stroming die de uitbuiting van arbeiders door fabriekseigenaren wil stoppen.

23
Q

vakbond

A

Vereniging van mensen met hetzelfde beroep, die de lonen en arbeidsomstandigheden van haar leden wil verbeteren.

24
Q

verstedelijking

A

Het verschijnsel dat een steeds groter deel van de bevolking in de stad woont.

25
Q

cultureel gebied

A

Alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen, hun gewoontes, geloof, kunst en wetenschap.

26
Q

economisch gebied

A

Alles wat te maken heeft met de bestaansmiddelen van mensen en de manier waarop ze de opbrengsten verdelen.

27
Q

politiek-bestuurlijk gebied

A

Alles wat te maken heeft met hoe in een land de macht verdeeld is, hoe het bestuur georganiseerd is en hoe wetten gemaakt en gecontroleerd worden.

28
Q

sociaal gebied

A

Alles wat te maken heeft met de verschillen tussen groepen mensen in rijkdom, macht en aanzien.

29
Q

revolutie

A

Gebeurtenis die in korte tijd voor grote veranderingen in de samenleving zorgt.