Het economisch leven tussen oud en nieuw Flashcards

1
Q

Oud - landbouw

A
§ drieslagstelsel
§ weinig of geen mestgebruik
§ verbouwen voor eigen consumptie
gesloten economie = beperkt tot binnenlandse
markt
§ primitieve werktuigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nieuw - landbouw

A

§ wisselbouw
§ nieuwe werktuigen
§ nieuwe gewassen
§ opvoering bemesting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wisselbouw

A

De grond wordt afwisselend gebruikt voor tarwe,
rapen, gerst en klaver.

§ De akkers liggen nooit braak.
toename landbouwareaal met 1/3
§ meer veevoeder = Grotere veestapel die tijdens
de winter op stal kan worden gehouden.
§ toename mestproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oud - Nijverheid

A

§ traditionele ambachtelijke organisaties
§ afspraken over prijzen en productie
§ geen concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nieuw - Nijverheid

A
§ Een koopman laat op het platteland
thuisarbeiders voor zich werken.
§ Hij levert de grondstoffen en haalt het eindproduct
op.
§ koopman = ondernemer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oud - Handel

A

§ kleinschalige plaatselijke handel
§ verkoop op plaatselijke markten of leuren
§ betalingen: natura of plaatselijke munt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nieuw - Handel

A

Samenwerking ->

§ minder risico op individueel bankroet
§ Door de winstverdeling profiteren meer
handelaren tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly