herhalingstoets Flashcards

Bladwijzer

1
Q

Ik voel me niet goed. Mag ik even naar buiten?

A

No me siento bien. ?Puedo salir un momento?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mag ik een vraag stellen?

A

?Puedo preguntar algo?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zeg je ‘olifant’ in het Spaans?

A

?Cómo se dice ‘olifant’ en español?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zou u dit op het bord willen schrijven, astublieft?

A

?Puede escribir esto en la pizarra, por favor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kunt u dit herhalen, astublieft?

A

?Puede repetir eso, por favor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik begrijp het niet. Kunt u iets langzamer praten, alstublieft?

A

No lo entiendo.?Puedes hablar un poco más cdspacio, por favor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kun je dit spellen?

A

?Puede deletrear esto?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke pagina staat het?

A

?En qué página está?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sorry voor de vertraging.

A

Perdone el retraso.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kunt u mij helpen?

A

?Puede ayudarme?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5 vijfde jaar

A

5 quinto año

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de klas

A

En la clase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mag ik alsjeblieft naar het toilet?

A

?Puedo ir al baño por favor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mag ik naar mijn kluisje?

A

?Puedo ir a mi casillero?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zeg je … in het Spaans?

A

?Cómo se dice … en español?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe schrijf je …?

A

?Cómo se escribe…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent …?

A

?Qué significa …?

18
Q

Kun je langzamer spreken?

A

?Puede hablar más despacio?

19
Q

Begrijp je het?

A

?Entiendes?

20
Q

Ik begrijp het (niet)

A

(No) entiendo

21
Q

Herhaal, astublieft

A

Repite, por favor

22
Q

Hoe laat is het?

A

?Qué hora es?

23
Q

Het is 14:45

A

Son las tres menos cuarto

24
Q

Kan ik/jij het raam openen/sluiten?

A

?Puedo/e abrir/cerrar la ventana?

25
Q

Een nieuwe vriend?

A

?Un nuevo amigo?

26
Q

hallo!

A

!Hola!

27
Q

Hoe gaat het?

A

?Qué tal?

28
Q

Hoe heet jij?

A

?Cómo te llamas?

29
Q

Ik heet

A

Me llamo

30
Q

Leuk je te ontmoeten/ Leuk je te ontmoeten

A

Mucho gusto/ encantado/a

31
Q

Van waar ben jij?

A

?De dónde eres?

32
Q

Wat doe je?

A

?Qué haces?

33
Q

Wat is je telefoonnummer?

A

?Cuál es tu teléfono?

34
Q

Ik ben Belg/afkomstig uit België

A

Soy belga/ de Bélgica

35
Q

Ik vind het (niet) leuk

A

A mi (no) me gusta(n)

36
Q

ik ben een student

A

Soy estudiante

37
Q

Onderweg

A

De viaje

38
Q

Waar is het?

A

?Dónde está?

39
Q

Hoeveel kost het?

A

?Cuánto cuesta/n?

40
Q

Wat is het?

A

?Qué es eso?

41
Q

Ik wil/ Ik wens/ Voor mij een tortilla

A

Quiero/ Deseo/ Para mi una tortilla