HC7: vertering en opname van voedingscomponenten in de tractus digestivus Flashcards

1
Q

Wat is de voedingssamenstelling?

A
  • macronutriënten
  • micronutriënten
  • H2O + zouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geef een overrzicht van de spijsvertering.

A
  • mond: vloeistof met amylase
  • slokdarm
  • maag: water met HCl –> pepsine geactiveerd
  • pylorus
  • duodenum: NaHCO3, NaCl, propeptidases, amylase, lipases, galzouten
  • jejunum: afbraak van stoffen –> discharidases, peptidase, phosphtases toegevoegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind voornamelijk de vertering plaats in de darm?

A

In de bulkfase. Bulkfase digestie = fase waarin grote voedselbrokken worden verwerkt in het darmkanaal.
Dit gebeurd in het midden van de dunne darm, in de lumen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent spijsvertering? En hoe wordt het geoptimaliseerd?

A

Dat zijn enzymen die macromoleculen splitsen in micromoleculen.
Dit wordt geoptimaliseerd door contactoppervlak vergroting:
- kauwen/malen
- mengen
- vocht
- eiwitdenaturatie (lage pH in maag)
- emulgeren
- micel vorming (gal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen bulkfase digestie en lokaal digestie?

A

bulkfase = grote stukken voor een deel verteerd –> darmkanaal

lokaal = kleine delen verteren –> op het darmepitheel/brush border

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de grootste bijdrage aan koolhydraten dat we opnemen uit ons voedsel?

A

zetmeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar bestaat zetmeel uit?

A
  • amylose –> Dglucose
  • amylopectine –> D-glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar bestaat sucrose uit?

A

D-glucose/ D-fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bestaat lactose uit?

A

D-galactose/ D-glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen glycosidische bindingen moeten worden verbroken?

A

alfa-1,4 (D-glucose; amylose, amylopectine)
alfa-1,6 (D-glucose; amylopectine)
alfa-1,2 (D-glucose/D-fructose; sucrose)
beta-1,4 (D-galactose/D-glucose; lactose) –> = bijzonder (cellulose beta-1,4 kan niet worden afgebroken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stof kunnen we niet verteren?

A

cellulose (beta-1,4) bouwsteen = glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent L of D glucose? En wat bepaald of het L of D glucose is?

A

L = linksdraaiend
D = rechtsdraaiend
Wat voor type C atoom de 5e is.
Is het assymetrisch = L
is het symmetrisch = D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer heb je te maken met alfa D-glucose en wanneer met beta D-glucose?

A

alfa D-glucose: OH groep is onder het vlak van de ring als er een cyclische verbinding wordt gemaakt

beta D-glucose: OH groep is boven het vlak van de ring als er een cyclische verbinding wordt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen glucose en fructose?

A

glucose = een aldehyde (vooral alfa-D-glucose komt voor)
fructose = een keton (vooral beta-D-fructose komt voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke type binding knipt a-amylase?

A
  • a-1,4 bindingen (glucose; amylose, amylopectine)
  • maltotriose –> maltose ontstaat
  • a-amylase kan GEEN eindstandig a-1,4 knippen –> de uiteinden worden dus niet afgeknipt
  • a-amylase kan geen a-1,4 bindingen knippen die naast een alfa-1,6 binding zitten + hij knipt geen alfa-1,6 bindingen
  • alfa-gelimiteerde dextrines ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door welk orgaan word a-amylase gemaakt/uitgescheiden?

A

de pancreas

17
Q

Wat doet maltase?

A

Deze splitst maltose en maltotriose in enkelvoudige glucose moleculen

18
Q

wat doet sucrase-isomaltase?

A

ISOMALTASE:
Deze splitst a-1,6 binding van de alfa-gelimiteerde dextrine
en kan ook a-1,4 bindingen afbreken –> er ontstaan enkelvoudige suikermoleculen

SUCRASE:
Deze verbreekt alfa-1,2 binding in sucrose–> fructose/glucose ontstaan

19
Q

wat doet lactase?

A

Breekt lactose af in glucose en galactose

20
Q

Welke producten ontstaan uit de bulkfase en welke op het darmepitheel,brush border?

A

bulkfase: maltose, maltotiose en alfa-gelimiteerde dextrines

darmepitheel, brush border: glucose, fructose en galactose

21
Q

Wat is het verschil tussen aminopeptidases en carboxypeptidases?

A

aminopeptidases: zitten op het darmoppervlak + in het cytosol enterocyt
breken af vanaf de N-terminus

carboxypeptidases: zitten in pancreas
breken af vanaf de C terminus

beiden breken dus vanaf het uiteinde

22
Q

Wat is het verschil tussen endopeptidases en exopeptidases?

A

Endopeptidases breken de keten in het midden van de keten af –> zorgt voor efficiëntie in de spijsvertering (er kunnen nu meer exopeptidases te werk gaan aan de uiteinden van de geknipte ketens)
- pepsine
- trypsine
- chymotrypsine
- elastase

Exopeptidases breken de keten aan het einde af
- aminopeptidases
-carboxypeptidases

23
Q

Waar knippen de verschillende typen endopeptidases?

A

pepsine: Phe, Thr, Tryp –> hydrofoob
trypsine: Lys, Arg –> basisch
chymotrypsine: Tryp, Phe –> hydrofoob
elastase: Ala, Gly, Ser –> klein

eind producten –> aminozuren, di- en tripeptiden

24
Q

Hoe kunnen vetten worden afgebroken?

A

Door de ester verbinding te verbreken
De meeste enzymen breken de 1/alfa estergroep
slechts een enkele breken de 2/beta estergroep

25
Q

Waar bestaat het meeste voedinsvet uit?/ hoe is dat opgebouwd?

A

Uit triglyceriden/ triglycerol

                     (COOH) vetzuur 1 glycerol (COH) (COOH) vetzuur 2
                      (COOH) vetzuur 3 veresterd
26
Q

Waar is lipase allemaal aanwezig?/ Wat is het verschil in functie ed op de verschillende plekken?

A

speeksel, maag (relatief weinig)
- zuur pH optimum
- pepsine-resisent
- knipt 1 buitenste vetzuur staart weg
glycerol met 2 vetzuur staarten blijft over = diaceylglycerol
-trypsine-gevoelig (komt het in de duodenum –> is het enzym niet meer werkzaam)

pancreas (gaat naar duodenum)
- heeft alkalische pH optimum (boven 7)
- colipase-afhankelijk = een hulp eiwit
- knipt buitenste twee vetzuurstaarten eraf (alfa)
glycerol met 1 vetzuur staart blijft over = 2 monoaceylglycerol

melk lipase
- in moedermelk
- zuur-resistent
- alkalisch pH optimum (boven 7)
- galzout-gestimuleerd
glycerol wordt gevormd

27
Q

Wat doet colipase?

A
  • co-lipase activeerd pancreas-lipase
  • inactief pro-colipase + lipase uiiitgescheiden door pancreas
  • actief co-lipase gevormd in duodenum door trypsine
27
Q

Wat doet colipase?

A
  • co-lipase activeerd pancreas-lipase
  • inactief pro-colipase + lipase uiiitgescheiden door pancreas
  • actief co-lipase gevormd in duodenum door trypsine
28
Q

Hoe voorkom je pancreas-zelfvertering?

A
  • Alle pro-enzymen zijn inactief en deze worden uitgescheiden door de pancreas (pas in duodenum worden de enzymen actief door trypsine)
  • trypsinogeen is verpakt in granulae met een trypsin inhibitor (=remmende peptide)
  • trypsinogeen wordt actief (trypsine) door de enterokinase in duodenum (zit op brushborder)
29
Q

Hoe wordt glucose uit de darmlumen naar de bloedbaan getransporteerd?

A

APICAAL
Via actief transport; glucose bindt aan het natriumgekoppelde transport eiwit (sodium glucose transporter (SGL)) waardoor het samen met natrium de cel in gaat.

BASOLATERAAL
De glucose concentratie word hoger in de cel dan het bloed en door passief transport/diffusie verplaatst glucose zich naar de bloedbaan

30
Q

Waarom is glucose actief transport de epitheelcel in en fructose passief?

A

Glucose is al in een bepaalde hoeveelheid aanwezig in de epitheel cel en fructose niet

fructose kan dus via diffusie de cel in gaan
glucose kan dus via actief transport de cel in gaan

31
Q

Hoe worden eiwitten opgenomen in het bloed?

A

Op een vergelijkbare manier als bij glucose:
APICAAL
- actief transport

BASOLATERAAL
-diffusie

32
Q

Hoe worden vetzuren opgenomen?

A

2-monoacylglycerol is op te delen in lange en korte ketens.

gemiddelde/korte lengte van de vetzuurketens:
- afgegeven aan bloedbaan

Lange lengte vann de vetzuur ketens:
- niet oplosbaar in bloed
- veresteren aan monoacylglycerol
- triacylglycerol gevormd –> vetdruppel
- eiwitten aan blaasje vastgemaakt –> vetrdruppel = chylomicronn
- exocytose naar het lymfevat

33
Q

Wat voegt de alvleesklier toe aan het darmkanaal?

A

spijsverteringsenzymen, bicarbonaat, water

34
Q

Wat zijn stereoisomeren van elkaar?

A

D-glucose
L-glucose
Op het C-5 atoom stereoisomerie

D-glucose
D-galactose
Op het C-4 atoom stereoisomerie

35
Q

Welk pancreas enzym wordt NIET als zymogeen gesynthetiseerd?

A

zymogeen = in pro-vorm/inactieve vorm in de alvleesklier gemaakt

alfa-amylase, lipase (co-lipase wel!)