HC.7 - Embryogenese: Flashcards

1
Q

Wat is een anencephalie?

A

aangeboren afwijking waarbij er een verstoorde sluiting van de neurale buis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is holoprosencephalie?

A

aangeboren afwijking waarbij er een verstoorde opsplitsing van de neurale buis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke afwijkingen hebben verstoorde opsplitsingen van het prosencephalon tot gevolg in het aangezicht?

A

ernstig: cyclopia
mild: hypotelorisme/hazelip/3 ipv 4 snijtanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat ontstaat uit het oorplacode?

A

het binnenoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een placode?

A

een gespecialiseerd stukje ectoderm, een groot deel van de sensibele organen van het hoofd ontstaan uit placodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat ontwikkelt zich uit de oogplacode?

A

lens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontwikkelt zich uit de neusplacode?

A

neusepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontwikkelt zich uit de placode trigeminus?

A

ganglia van de trigeminus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstaat uit epibranchiaal placode?

A

sensibele ganglia 7 t/m 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de neurale lijst derivaten in de romp

A
  • perifeer zenuwstelsel
  • autonoom zenuwstelsel
  • bijniermerg
  • melanocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de neurale lijst derivaten in hoofd-hals

A
  • perifeer zenuwstelsel
  • autonoom zenuwstelsel
  • melanocyten
  • hersenvliezen
  • deel craniale skelet
  • deel bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn rhombomeren?

A

segmenten van het rhombencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maak af: Rhombomeren hebben elk hun …, uitgelijnd met … en … en …

A

Rhombomeren hebben elk hun motorische output, uitgelijnd met speciaal neurale lijst weefsel en paraxiaal mesoderm van somieten en ongesegmenteerd paraxiaal mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer ontstaat de kaakregio?

A

tijdens het krommingsproces en de vorming van de kopplooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn prominentia?

A

welvingen; stukken van het toekomstige voorhoofd waar neurale lijstcellen zich hebben opgehoopt om daar delen van het aangezicht te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door hoeveel prominentia wordt het stomodeum omgeven?

A

5
- frontonasaal
- nasomediaal
- nasolateraal
- maxilla
- mandibula

17
Q

In welke weken vindt de vorming van het aangezicht grotendeels plaats, en hoe wordt deze gevormd?

A
  • vooral tussen week 5 en 8
  • vorming door differentiële groei van aangezichtswelvingen
18
Q

Hoe wordt het palatum gevormd?

A
  • Eerst ontstaat het primaire palatum door fusie van de prominentia medionasalis
  • Het secundaire palatum ontstaat door uitgroei en fusie van de processi maxillaris met elkaar en met het primaire palatum. Het primaire en secundaire palatum vormen samen het gehemelte
19
Q

Hoe sluit het gehemelte?

A

door uitgroei en fusie van het secundaire palatum met het neusseptum

20
Q

Waardoor ontstaat een gespleten lip en gehemelte?

A

Stoornis in de uitgroei en fusie van de aangezichtswevlingen -> meestal een defect van processi maxillaris en primair palatum

21
Q

Wat zijn de kieuwbogen?

A

tijdelijke embryonale structuur in de hoofd-hals regio

22
Q

Wat ontwikkelt zich uit de eerste kieuwboog?

A

mandibula

23
Q

Hoe ontstaan hals cysten en fistels?

A

door verstoorde ontwikkeling van kieuwspleten en zakken

24
Q

Welke componenten bevatten kieuwbogen?

A
  • zenuw
  • arterie
  • kraakbeencomponent
  • spiercomponent
  • bindweefselcomponent
25
Q

Welke twee soorten weefsels bevatten kieuwbogen voornamelijk?

A
  • myotomen
  • neurale lijst weefsel
26
Q

Benoem de relatie kieuwboog, zenuw en innervatie

A

kieuwboog 1: n. trigeminus
kieuwboog 2: n. facialis
kieuwboog 3: n. glossopharyngeus
kieuwboog 4: n. vagus
kieuwboog 6: n. accessorius

27
Q

Benoem de spierderivaten vanuit de myotomen in de kieuwbogen

A

kieuwboog 1: kauwspieren
kieuwboog 2: mimiekspieren
kieuwboog 3: stylopharyngeus
kieuwboog 4-6: diverse spieren van de pharynx en larynx en m. sternocleidomastoideus en m. trapezius

28
Q

Hoe worden spieren genoemd die ontstaan uit kieuwboogmyotomen?

A

branchiomotorisch

29
Q

Wat zijn branchio-motorische spieren?

A

spieren rond je aangezicht en mond die zijn ontstaan uit myotomen die hebben gelegen in de kieuwbogen

30
Q

Wat ontstaat uit het paraxiaal mesoderm?

A
  • somitomeren
  • somieten 1-7
31
Q

Wat ontstaat uit somitomeren?

A

‘sclerotomen’ –> chondrocranium (schedelbasis)
myotomen:
- somatomotor –> tong, hals
- branchiomotor –> kauw-, mimische, stylopharyngeus spieren

32
Q

Wat onstaat uit somieten 1-7

A

sclerotomen –> kraakbeen deel van os occipitale, atlas en deel axis
myotomen:
- somatomotor: tong, hals
- branchiomotor: intrinsieke spieren van de larynx en pharynx, larynx, sternocleidomastoideus en trapezius

33
Q

Wat ontstaat er uit de craniale neurale lijst?

A
  • membraneus neurocranium: schedeldak
  • viscerocranium: membraneus (onder- en bovenkaak beenderen) ; derivaten kraakbeenskelet van de kieuwbogen
34
Q

Welke skeletspieren ontstaan uit myotomen van de somitomeren?

A
  • extra oculaire spelen
  • kauwspieren
  • aangezichtsspieren
  • stylopharyngeus
35
Q

Welke skeletspieren ontstaan uit myotomen van de somieten?

A

s1-s5: cricothryoid, spieren in larynx, m. sternocleidomastoideus en m. trapezius, tongspier
overige somieten: spieren romp (s5-34), armspieren (s8-13;C5-T1), beenspieren (s27-s33;L2-S3)

36
Q

Welk deel van de schedel ontstaat uit neurale lijst?

A
  • frontale schedel
  • kraakbeenderen (viscerocranium)
37
Q

Welk deel van de schedel ontstaat uit paraxiaal mesoderm?

A
  • caudale schedel
38
Q

Welk deel van het skelet van het hoofd ontstaat door desmale (intramembraneuze) verbening?

A
  • schedeldak
  • kraakbeenderen (viscerocranium)
39
Q

Welk deel van het skelet van het hoofd ontstaat door chondrale verbening?

A
  • schedelbasis (chondrocranium)
  • kieuwboogskelet