HC4: Tunnelvisie (+ LP H1,2&7 + OB H2,4,6,&9) Flashcards

1
Q

Rechtelijke dwaling

A

Stel je voor dat je een beslissing moet maken die in 99% van de gevallen een juiste uitspraak hebt. In 1% van de gevallen wordt een onschuldige veroordeeld. Dit is een rechtelijke dwaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Confirmation bias

A

Als je een idee of bepaalde overtuiging hebt, dan zul je geneigd zijn om dat idee te bevestigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conformerende strategie

A

Je doet wat je denkt.

In het voorbeeld van de deuren: De mensen die de zwarte deur open doen denken ook dat het object echter de zwarte deur zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Falsificerende strategie

A

Je doet het tegenovergestelde van wat je denkt.

In het voorbeeld van de deuren: De mensen die de witte deur open doen terwijl ze denken dat hetgeen ze zoeken zich achter de zwarte deur bevindt. Je kan hierbij niet falen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Framing effect

A

Onze beslissingen kunnen worden gestuurd door de precieze formulering van het probleem. Uiteindelijk kan hetzelfde probleem anders worden opgelost, afhankelijk van de kadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Context effect

A

We kunnen worden beïnvloed door contextuele informatie die in feite niet relevant is voor de beslissing die voorhanden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primacy effect

A

Dingen die je als eerst hoort zullen sneller blijven hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychologische valkuilen

A

Problemen die in de besluitvorming, dus niet in de fouten in het bewijs, kunnen optreden.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Framing-effect
  • Confirmatiebias
  • Volgorde effecten
  • Verankering door irrelevante informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Scenario

A

Een samenhangende reeks van mededelingen waarin een gebeurtenis of toestand is beschreven. Scenario’s zijn noodzakelijk om aan informatie een betekenis te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Falsificatie

A

Het schuldige scenario wordt ondersteund doordat de gevonden bewijsmiddelen wel bij dat scenario, maar niet bij enig ander redelijk scenario passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conditio sine qua non

A

Het lijkt alsof de bewijsmiddelen de schuld van de verdachte bewijzen, zonder dat de onschuld van de verdachte wordt overwogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Topdown

A

Een scenario wordt gesteund door bewijs als de concurrerend scenario’s voorspellen dat het bewijsmiddel niet voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhoudingsgetal

A

De kans dat het bewijsmiddel optreedt als scenario A waar is gedeeld door de kans dat het bewijsmiddel optreedt als scenario B waar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dactyloscopisten

A

Vingerafdrukdeskundigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tunnelvisie heeft 3 componenten:

A
  1. Confirmation bias = De neiging om vooral gericht te zijn op bevestigen wat men al denkt. Mensen neigen ertoe om informatie die hun standpunt ondersteunt actief te zoeken en, indien gevonden, overmatig te waarderen.
  2. Belief perseverance = De neiging om aan een eenmaal gevormde opinie vast te houden in weerwil van bewijs van de juistheid van het tegendeel. Informatie die met een ingenomen standpunt strijdig is, zoekt men niet op en als men dat toch tegenkomt, wordt strijdige informatie ondergewaardeerd of zelfs genegeerd.
  3. Vermijden van cognitieve dissonantie = Mensen trachten gebeurtenissen en gedachten die niet met elkaar rijmen zo veel mogelijk te vermijden of weg te verklaren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Theorie van Verhaal en Verankering

A

Bewijzen bestaat uit twee onderdelen:

  1. Er moet een vervormd verhaal (scenario) zijn dat belastend is voor de verdachte
  2. Dat verhaal moet worden ondersteund door bewijsmiddelen die op enig moment verankering vinden in feiten van algemene bekendheid
17
Q

Meer en Vaart-verweer

A

Verdachte zegt dat de bewijsmiddelen even goed passen bij zijn onschuldige verhaal als bij het schuldige verhaal van het OM.

18
Q

Oslo-confrontatie

A

Een rij mannen onder wie de verdachte wordt getoond aan de getuige met de vraag of hij iemand herkent als dader van het misdrijf.

19
Q

base rate

A

De kans op een juiste uitslag evenzeer afhangt van de scheefheid van de verdeling als van de kracht van het bewijsmiddel.

20
Q

Diagnostische waarde

A

Een getal dat wordt berekend door het aantal keren goed te delen door het aantal keren fout

21
Q

Zeven gouden W-vragen

A
  1. Wie
  2. Waar
  3. Wat
  4. Waarmee
  5. Welke wijze
  6. Waarom
  7. Wanneer
22
Q

Weddenschapsmodel

A

Willem Hofstee - Bewijzen is een sociale aangelegenheid. Dat wil zeggen dat waarheidsvinding een gezamenlijke onderneming is.

Hierin worden bewijzen gezien als een vorm van discussie over een weddenschap. Deelnemers en beslissers moeten het eens zijn over het onderwerp van de weddenschap, de methode waarmee de weddenschap zal worden beslecht en over het criterium dat wordt gekozen om te bepalen wanneer de een dan wel de ander wint.

23
Q

Cognitive biases

A

Weeffouten in de menselijke geest

24
Q

Representativeness

A

De neiging om de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis af te meten met aan de mate waarin de gebeurtenis lijkt op al beschikbare gegevens

25
Q

Availability

A

De neiging om de waarschijnlijkheid van gebeurtenissen af te meten aan het gemak waarmee ze ons te binnen schieten.

Bv. Iemand denkt kanker te hebben, omdat iemand in zijn omgeving daar aan is overleden.

26
Q

Bounded rationality

A

Mensen verzamelen informatie tot de informatie aan een vooraf gesteld doel voldoet

27
Q

Satisficing heuristiek

A

De strategie waarbij wordt besloten zodra een vooraf gesteld criterium is bereikt

28
Q

Adaptive toolbox

A

Een aanpasbare gereedschapskist met heuristiek, gebruiken al naar gelang de situatie vereist.

29
Q

Take-the-best

A

De strategie waarbij uit de alternatieven gekozen wordt door steeds een ander beslissingscriterium te onderzoeken totdat een criterium wordt gevonden dat discrimineert tussen de alternatieven