HC.4: Nierfunctie Flashcards

1
Q

Nierfuncties

A

Filtratie: excretie van afvalstoffen
Regelen water- en zoutbalans
Afgifte hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderdelen nefron

A

Kapsel van bowman (glomerulus)
1e gekronkelde nierbuisje (proximale tubulus)
Dalende been van lis van Henle
Stijgende been van lis van Henle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Excretie van afvalstoffen

A

In het kapsel van Bowman gaan stoffen uit het bloed het filtraat in. Dit gebeurt door middel van een drukverschil. Welke stoffen het filtraat in gaan, wordt bepaald door diameter van porie en lading van het molecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inhoud glomerulus filtraat

A

Water
Na+, Cl-, K+, HCO3-, glucose, Mg, Ca, P
Aminozuren, Uraat
Ureum (afvalstof)
Creatinine (afvalstof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Renale doorbloeding

A

De nier ontvangt circa 1,2 liter bloed per minuut. Dit komt overeen met zo’n 20% van cardiac output
Relatief meer bloed door de schors dan door het merg
De nieren kunnen de bloed doorstroming zelf regelen (autoregulatie). Dit maakt de dieren grotendeels onafhankelijk van de activiteit in de rest van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reabsorptie in de proximale tubulus

A

Minimaal 70% water reabsorptie
Minimaal 70% reabsorptie van Na+, Cl-, K+
Bijna 100% reabsorptie van HCO3-, glucose, aminozuren en uraat
Verder reabsorptie van Mg, Ca, P en uraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reabsorptie in de lis van Henle

A

15-25% Na+ en Cl- reabsorptie
Reabsorptie van K+ (lage concentratie in tubulus lumen)
Extra water reabsorptie (passief met natrium mee)
Ca en Mg reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reabsorptie in de distale tubulus

A

Nog enige Na+ en Cl- reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geen reabsorptie

A

Geen reabsorptie van:
- Ureum
- Creatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Creatineklaring

A

Het volume bloedserum dat door de nieren per minuut wordt ontdaan van de door het hele lichaam geproduceerde stof creatine.
Deze klaringswaarde zegt dus iets over de glomerulaire filtratiesnelheid van de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Osmolariteit

A

De concentratie van osmotische actieve stoffen in een oplossing uitgedrukt in osmol per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Isotone oplossing

A

Oplossingen met gelijke osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypertone oplossing

A

Oplossing met een hogere osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypotone oplossing

A

Oplossing met een lagere osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Water input

A

Drinken
Voedsel
Metabool water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Water output

A

Urine
Huid
Ademhaling
Uitscheiding

17
Q

Typen nefronen

A

Corticaal nefron
Juxtamedullair nefron: langere lis van Henle

18
Q

Invloed van ADH

A

Veel ADH via bloedbaan bij de nier:
- Waterkanalen open, veel reabsorptie
- Urine sterk geconcentreerd
Weinig ADH via de bloedbaan bij de nier:
- Waterkanalen dicht, weinig reabsorptie
- Urine sterk verdund

19
Q

Afgifte hormonen

A

Erythropoietine (EPO): aanmaak rode bloedcellen
Renine-angiotensin-aldosterone: bloeddruk
1-alpha-hydroxylase: vitamine D3 (calcium-huishouding)