HC2: Anatomie - Concept en beschrijving Flashcards

1
Q

Hoeveel botten en spieren heeft het menselijk lichaam?

A
  • 206 botten
  • 640 spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de anatomische positie

A

De positie is staand, vooruit kijkend met het gehele voor lichaam en de handpalmen zijn naar voren gedraaid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de drie anatomische vlakken

A
  • Sagittaal
  • Frontaal / coronaal
  • Transversaal / axiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat beschrijven elk van de anatomische vlakken?

A
  • Sagittaal = links of rechts
  • Frontaal / coronaal = voor of achter
  • Transversaal / axiaal = onder of boven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de 10 benamingen voor richtingen en posities
Wat beschrijven deze?

A
  • ventraal (anterior) = buikkant
  • dorsaal (posterior) = rugkant
  • Palmair = vanuit naar voren wijzende handpalmen
  • Plantair = vanuit de onderkant van staande voeten
  • Proximaal = bovenarm naar schouder
  • Distaal = onderarm naar de hand
  • Lateraal = naar de zijkant toe
  • Mediaal = in het midden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de 3 afgesproken paren aan termen voor bewegingen

A
  • Flexie = buigen, hoek buikzijde wordt kleiner
  • Extensie = strekken, hoek rugzijde wordt kleiner
  • Endorotatie = naar binnen draaien
  • exorotatie = naar buiten draaien
  • Abductie = van de rest van het lichaam af bewegen
  • Adductie = naar de rest van het lichaam toe bewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is de flexie van de elleboog naar voren of naar achteren?
En die van de knie?

A
  • Elleboog is “naar voor”
  • Knie is “naar achter”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem drie voorbeelden van bewegingen met lichaamsdelen die gebruik maken van de afgesproken termen

A

De enkel:
- Plantairflexie = tenen naar beneden
- Dorsaalflexie = tenen naar boven

De pols:
- Palmairflexie = vingers naar benenden
- Dorsaalflexie = Vingers naar boven

  • Radiaalabductie = handpalm naar achteren
  • Ulnairabductie = handpalm naar de zij draaien

Onderarm:
- Subinatie = handpalm naar boven draaien
- Pronatie = handpalm naar onder draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de drie typen botverbindingen en voorbeelden hiervan

A
  • Bindweefselverbinding = fontanel, schedel
  • Kraakbeenverbindingen = symphyse, heupen
  • Synoviaal gewrichten = schouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 6 soorten gewrichten

A
  • Scharnier
  • Rol
  • Zadel
  • Ellipsvormig
  • Kogel
  • Vlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke gewrichten bestaat de elleboog?

A
  • 2x scharniergewricht
  • 1x rolgewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar bevinden zich de gewrichten in de elleboog?

A

oops

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke botten bestaat de schouder? (latijns)

A
  • Clavicula
  • Scapula
  • Humerus
  • Sternum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke botten bestaat de schouder? (Nederlands)

A
  • Sleutelbeen
  • Schouderblad
  • Bovenarm
  • Borstbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke botten bestaat de elleboog? (Nederlands)

A
  • Bovenarm
  • Spaakbeen
  • Ellepijp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke botten bestaat de elleboog? (Latijns)

A
  • Humerus
  • Radius
  • Ulna
17
Q

Uit welke botten bestaat de pols? (Nederlands)

A
  • Spaakbeen
  • Handwortelbeentjes
18
Q

Uit welke botten bestaat de pols? (Latijns)

A
  • Radius
  • Carpalia
19
Q

Uit welke botten bestaat de hand? (Nederlands)

A
  • Handwortelbeentjes
  • Middenhandsbeentjes
  • Vingerkootjes
20
Q

Uit welke botten bestaat de hand? (Latijns)

A
  • Carpalia
  • Metacarpalia
  • Phalangen
21
Q

Benoem de 4 gewrichten van de schouder

A
  • articulatio acromioclavicularis
  • articulatio glenohumerale
  • articulatio sternoclavicularis
  • articulatio scapulothoracale
22
Q

Benoem de vier scapulothoracale glijvakken

A
  • Elevation / depression
  • Protraction / retracton
  • Upward rotation / downward rotation
  • Scapular tilt