Hc1.5 Bloed proliveratie en differentiatie en verstoring bij kanker Flashcards
Waar vindt bloedcelvorming en ontwikkeling plaats? Uit wat differentieren de bloedcellen?
In het beenmerg worden bloedcellen gevormd, lymfeklieren zorgen voor lymfatische ontiwkkeling en thymus zorgt voor T-cel ontwikkeling. De milt is een opslagplaats voor bloedcellen.
Alle Hematopoeitische cellen ontwikkelen uit de Pluripotente cel.
Welk fenomeen in het bloed is een indicatie voor leukemie
De aanwezigheid van Blasten (voorlopercellen) in het bloed.
Eigenschappen van Renewal cells (bloedvormende stamcellen)
Hoog delingspotentieel, laag delingsfrequentie.
Ze doen aan zelfvermeerdering.
Relatief ongevoelig voor genotoxische invloeden
Verantwoordelijk voor lange termijn herstel van beenmerg en bloedcelvormingvorming bij stamceltherapie.
Eigenschappen voorlopercellen
Geen vermogen tot zelfvermeerdering
Beperkt in ontwikkeling tot 1 (unipotent) of enkele (multipotent) bloedceldifferentiatielijnen.
Hoge delingsfrequentie (veel dochtercellen), beperkte delingspotentie
Gevoelig voor genotoxische invloeden: bestraling, chemo, reactieve zuurstof
Verantwoordelijk voor het korte termijn herstel van bloedcelvorming bij stamceltransplantatie
Klinische toepassing Stamceltherapie
Beenmergherstel na totale lichaamsbestraling of chemo bij ziekten van het hematopoietisch systeem. Meestal allogeen.
- Beenmerg herstel bij patienten met solide tumoren die zware chemo hebben ondergaan. Meestal autoloog.
- Experimenteel: behandeling auto-immuun ziekten. Meestal autoloog.
- Experimenteel: gentherapie (repareren van stamceldefecten) bij bijv. immuundeficiënties. Meestal autoloog.
Wat is de functie van niches?
Hematopoietische stamcellen liggen in regulerende niches. De regulatie van stamcel eigenschappen vindt plaats in de niche. De niche beschermt de stamcellen ook tegen toxische invloeden.
Stamcel homing
Stamcellen vinden hun weg naar niches. Bij stamceltransplantaties worden de stamcellen namelijk aan het bloed afgegeven.
Chemoattractie: kleine hormonen worden herkend door membraanreceptoren op de cellen, de cellen worden aangetrokken door signalen die vanuit de niche worden gegeven.
3 hematopoëtische groeifactoren
EPO-> ery’s
G-CSF-> leukocyten
TPO-> trombocyten
Myeloporliferatief syndroom
Mutatie in een signaalmolecuul, wat leidt tot overmatige activatie van productie van granulocyten.
Leukemie
Kwaadaardige ontsporing van bloedcelvorming.
Ongecontroleerde aanmaak/gereduceerde afbraak (celdood) van niet of verminderd functionele bloedcellen
Normale bloedcelvorming wordt onderdrukt. Hierdoor infecties, anemie en bloedingen.
Chronische leukemie
Chronische, minder levensbedreigende symptomen
Symptomen veroorzaakt door ophoping van gedeeltelijk uitgerijpte en deels functionele leukemiecellen
normale bloedcelvorming in minder ernstige mate onderdrukt
Defect in groeiregulatie
Verschil myeloide leukemie en lymfoide leukemie
Myeloide: Leukemiecellen hebben kenmerken van granulocytaire, monocytaire, erytroïde of megakaryoblastaire cellen
Lymfoide: leukemiecellen hebben kenmerken van lymfoide cellen
Voorbeelden myeloide leukemie
Acute myeloide leukemie (AML)
Chronische myeloide leukemie (CML)
Acute promyelocyten leukemie (APL)
Lymfatische leukemie
Acute lymfoblastaire leukemie (ALL)
Chronische lymfocytaire leukemie (CLL)
Plasmacel-leukemie
Diagnostiek Leukemie
Basis is door microscoop kijken naar bloed. (morfologie)
Cytogenetica -> kijken naar de chromosomen
Immunofenotypering: Onderscheid lymfoide en myleoide
Moleculaire diagnostiek:detecteren van gendefecten en detecteren van residuele ziekte na behandeling