HC week 3 (Deel 2) Flashcards

1
Q

W of NW: In NL was in de Late IJzertijd al sprake van een duidelijke elite?

A

Beetje waar:
1. Beperkte toegang tot statusposities in de samenleving
2. Status wordt ‘toegekend’
3. ‘Chiefdom’: meerdere gemeenschappen geleid door een of meer chiefs
4. Opkomst van zogenaamde ‘big (wo)men’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

W of NW: In NL waren al kleine steden voordat de Romeinen echt aan de macht waren?

A

Niet waar
(wel oppida in België/Zuid-Limburg en verder zuid: Keltisch gebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

W of NW:
Colonia = stad met stadsrechten
Municipia = stad zonder stadsrechten

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

W of NW: Maastricht is nooit een “echte” Romeinse stad geweest

A

Waar
Maar wel een stedelijke nederzetting (=”stad”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

W of NW: Nijmegen is de oudste stad van NL

A

Waar? Afhankelijk van definitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Romanisatie?

A

“het proces van sociale en culturele verandering in niet-Romeinse samenlevingen als gevolg van contact met de Romeinse cultuur”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitleg Romanisatie?

A

Lokale gemeenschappen nemen vanuit hun eigen culturele achtergrond en op een selectieve manier aspecten van de Romeinse cultuur over en verweven die op eigen wijze met hun cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken “Keltische stammen”?

A
  • Centrale leider
  • NFr, B, ZDl, GB
  • Verdelt surplus -> Surplus opslaan
  • Verdedigbaar -> oppida en leiders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken “Germaanse stammen”?

A
  • Egalitaire organisatie
  • NL, NDl
  • Veel keinere groepjes. Centrale leider alleen in nood: ‘leider onder gelijken’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Patroon?

A

= Centr leider: macht en status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Cienten?

A

= gewone mensen: leveren diensten of goederen in ruil voor gunst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke literatuur kennen wij de stammen uit de Romeinse tijd?

A
  • Caesar - Commentarii de bello gallico
  • Strabo - Geographica
  • Plinius de Oudere - Naturalis Historia
  • Tacitus - Historiae + Germania
  • Ptolemaios - Geographia
  • Cassius Dio - Romeinse geschiedenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie zijn de Sueben?

A

‘Sueben’ is een verzamelnaam voor voor schillende aparte stammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar stond de Sueben bekent voor?

A

De “Sueben-knoop”. Een soort knot aan de zijkant van het hoofd dat status uitstraalde. (bewijs door beeldjes en veenlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanaf wanneer kwamen er nieuwe mensen in ‘leeg’ gebied?

A

Ca. 50 v. Chr.
Bataven (onderdeel Chatten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de herkomst van de Cananefaten?

A

herkomst is onzeker, vermoedelijk GEEN onderstam Bataven.
Naam bekend als onderworpen stam (zonder locatie) en als legereenheid. Aardwerk heeft “Frieze” kenmerken.

17
Q

Welke verschillen zitten er tussen de Late IJzertijd en Romeinse tijd?

A
  • Huizenbouw
  • Handgemaakt aardewerk
  • Romanisatie
18
Q

Welke overeenkomsten zitten er tussen de Late IJzertijd en Romeinse tijd?

A
  • Huizen van houtbouw (hout-leem).
  • Nederzettingen vrijwel overal klein (max. 3-4 huizen gelijktijdig).
19
Q

Wat zijn La Tène?

A

Glazen armbandjes

20
Q

Wat zijn Triquetrum?

A

Keltische munten

21
Q

Kenmerken van Nederzettingen uit de Late IJzertijd?

A
  • Zwervende erven
  • Meestal 1 huis
  • Max. 3 - 4 huizen
  • Soms omheind
  • Weinig statusverschillen
  • Geen centrale plaatsen
22
Q

Kenmerken Romeinse Nederzettingen

A
  • Vaste plaats
  • Meestal 1 huis
  • Max. 3 - 4 huizen
  • Vaker omheind
  • Statusverschillen
  • Plattelandscentra
23
Q

Hoe wordt een stad met stadsrechten genoemd in de romeinse tijd?

A

Colonia (mv. Coloniae)

24
Q

Hoe wordt een stad met marktrecht/beperkt stadsrecht genoemd in de romeinse tijd?

A

Municipium (mv. municipia)

25
Hoe wordt een stad met geen bijzondere rechten genoemd in de romeinse tijd?
Vicus (mv. Vici)
26