HC's WEEK 1 Flashcards

1
Q

Wat betekent “fecundity” en met welke twee factoren hangt het samen?

A

Het vermogen om een levend geboren kind/nageslacht te krijgen. Het hangt samen met:
- Duur fertiele fase
- Aantal beschikbare gameten/genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent infertiliteit en wat zijn drie voorbeelden hiervan?

A

Het absoluut onvermogen om een zwangerschap te bewerkstelligen. Voorbeelden zijn:
1. Azoöspermie (afwezigheid van zaadcellen in het sperma)
2. Anovulatie
3. Afsluiting van de tuba fallopii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke periode heeft een vrouw de grootste kans om zwanger te worden?

A

Bij de eerste poging om zwanger te worden (in de eerste zes maanden van proberen is de kans circa 25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom neemt de vruchtbaarheid van een vrouw na het 35e levensjaar heel snel af?

A

Door de afname van het aantal en de kwaliteit van eicellen wegens DNA-schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn leefstijlfactoren die de vruchtbaarheid beïnvloeden?

A
  • Leeftijd
  • Alcoholgebruik
  • Roken
  • Aantal werkuren
  • Fysieke activiteit
  • Lengte van de menstruele cyclus
  • Maternaal geboortegewicht
  • Eerdere zwangerschappen
  • Opleidingsniveau
  • Gewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn twee prognostische factoren voor de vruchtbaarheid?

A

Leeftijd van de vrouw en duur van de vruchtbaarheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van alle vrouwelijke infertiliteitsoorzaken?

A

Ovulatie disfunctie (het niet op tijd vrijkomen van de gezonde gameet bij de vrouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de besturingscyclus van de ovaria?

A
  1. De hypothalamus stuurt de hypofyse aan via GnRH. GnRH stimuleert de gonadotrofinen LH en FSH in de hypofyse voorkwab.
  2. LH en FSH uit de hypofyse zetten de ovaria aan tot productie van oestrogenen, progesteron en inhibines en activines voor de finetuning
  3. LH en FSH zorgen vervolgens voor negatieve feedback van de hypofyse en hypothalamus (inhibines remmen de hypofyse en activines stimuleren de hypofyse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van FSH?

A

Follikelgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van granulosacellen van het follikel?

A

Afgifte van oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van oestrogeen in de negatieve feedbackloop?

A

Remming van FSH-afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van LH?

A

Geeft een signaal af om de ovulatie van het follikel in gang te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het corpus luteum en wat heeft het nodig om zijn functie uit te oefenen?

A

Het overgebleven follikel na de eisprong (oöcyt gaat richting de eileiders). Het heeft LH nodig om progesteron te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van progesteron en welke rol speelt het in de negatieve feedbackloop?

A

Zorgt voor de opbouw van het slijmvlies (endometrium). Remt de LH-afgifte (en de FSH-afgifte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zijn de hormoonspiegels tijdens de menstruatie?

A
  • Oestrogeen laag
  • Progesteron laag
  • LH wordt hoger
  • FSH wordt hoger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekenen de volgende begrippen?
- Anovulatie
- Oligomenorroe
- Amenorroe
- Menorrhagie
- Metrorrhagie
- Dysmenorroe

A
  • Anovulatie: een cyclus zonder ovulatie
  • Oligomenorroe: onregelmatige en minder frequente menstruaties
  • Amenorroe: afwezigheid van menstruaties voor een duur van >4 maanden
  • Menorrhagie: regelmatig, maar langdurige en overvloedige menses welke Hb-ondermijnend kunnen zijn
  • Metrorrhagie: geen herkenbaar cycluspatroon aanwezig
  • Dysmenorroe: pijnlijke menstruatie
16
Q

Wat zijn de drie categorieën van oorzaken van cyclusstoornissen en wat zijn enkele voorbeelden?

A
  1. Organische oorzaak (meestal variatie in hoeveelheid bloedverlies) => uterus myomatosus en endometrium- of cervixpathologie
  2. Secundaire oorzaak => door een stollingsstoornis of iatrogeen (antistolling)
  3. Regulatoire oorzaak (meestal variatie in cyclusduur) => hormonenprobleem
17
Q

Wat wordt m.b.v. een ovulatietest gemeten en waarom?

A

De LH-hoeveelheid in de urine, omdat er vóór de ovulatie een LH-piek is door de oestrogeenproductie van het follikel

18
Q

Waarom is het beter om progesteronlevels te bepalen bij diagnostiek van cyclusstoornissen?

A

Wanneer er progesteron aanwezig is, moet er een corpus luteum (gele lichaam) zijn en is er dus ovulatie geweest. Een LH-piek betekent niet per se dat er ook een ovulatie is geweest.

19
Q

Wat zijn enkele factoren die in de anamnese bevraagd worden m.b.t. cyclusstoornissen?

A
  • Leeftijd
  • Cyclusanamnese
  • Puberteitsontwikkeling
  • Lichaamsgewicht
  • Hirsutisme (overbeharing wijst op een tekort aan oestrogeen of een relatief overschot aan steroïde androgenen)
  • Huidafwijkingen
  • Stress en fysieke belasting
  • FA
  • Medicatiegebruik en chronische ziekten
20
Q

Wat zijn enkele factoren die in het LO onderzocht worden m.b.t. cyclusstoornissen?

A
  • Anatomie en aanleg genitalia interna (echo)
  • Tanner stadia (1-5) voor puberteitsontwikkeling
  • BMI en WHR
  • Ferriman-Gallweyscore (1-4) voor hirsutisme
21
Q

Wat zijn labmetingen die bij het AO onderzocht worden m.b.t. cyclusstoornissen?

A

Standaard: FSH, LH, oestradiol en prolactine
Op indicatie: androgenen, steroïden, SHBG en TSH/FT4

22
Q

Wat zijn oorzaken van anovulatie van meest naar minst voorkomend?

A
  • Endocriene disbalans (75%)
  • Ovarieel (11%)
  • Uterien (7%)
  • Hypothalaam (5%)
23
Q

Wat is een frequent voorkomende oorzaak van anovulatie en amenorroe/oligomenorroe?

A

Hyperprolactinemie (herstel hiervan en van de schildklierfunctie leidt vrijwel altijd tot cyclusherstel en ovulatie)

24
Q

Wat is primaire en secundaire amenorroe?

A

Primair: het uitblijven van een eerder niet aanwezige menstruatie (na 14e bij afwezigheid secundaire geslachtskenmerken of na 16e bij aanwezigheid secundaire geslachtskenmerken)
Secundair: het uitblijven van een eerder wel aanwezige menstruatie

25
Q

Wat is de functie van prolactine en wat gebeurt er bij een verhoging ervan?

A

Het op gang brengen van de melkproductie in de borstklieren. Een toename verstoort de GnRH-pulsatiliteit door een dopaminerge werking in de hypothalamus (kortere cyclus). Pas bij een sterke verhoging leidt het tot amenorroe en een verlaagd oestrogeen.

26
Q

Wat zijn oorzaken van een hyperprolactinemie en waaruit bestaat de behandeling?

A

Benigne micro-adenoom (75%), benigne macro-adenoom of een maligniteit

Toediening van dopamine-agonisten

27
Q

Wat is een zichtbare uiting van een macro-adenoom?

A

(Laterale) gezichtsveldproblemen

28
Q

Welke drie WHO-klassen zijn er voor anovulatie?

A

WHO-I (10%): centrale oorzaak in de hypothalamus of hypofyse met een laag FSH/LH en een laag oestradiol