HC Kraakbeen en botweefsel Flashcards
1
Q
4 functies kraakbeen
A
- Steun aan weke delen
- Verbindt botten
- Vormt glijvlak voor gewrichten
- Groei van pijpbeenderen
2
Q
Kraakbeen is …
A
Een gespecialiseerde vorm van bindweefsel
3
Q
2 kenmerken kraakbeen
A
- Niet gevasculariseerd: voeding komt vanuit omringend weefsel
- Geen lymfevaten en zenuwen, trage stofwisseling
4
Q
functie vitamine D
A
- In darmen bevordert opname van calcium, fosfaat, magnesium (uit voeding) –> belangrijk botaanmaak, tanden, spierweefsel
5
Q
Perichondrium
A
- Kapsel dun, dicht bindweefsel ; omsluit kraakbeen bijna overal
- Bloedvaten; geven voedingstoffen en O2 af dmv diffusie aan kraakbeen
6
Q
Chondrocyten
A
- Volwassen kraakbeencellen
- gevormd uit chondroblasten
- Dus mesencymale stamcellen –> chondroblasten –> chondrocyten
- Vaak gecondenseerde kern
- Liggen vaak in isogene groepjes –>chondronen (2,4/8 cellen)
7
Q
chondroblasten
A
- Vaak aan buitenkant
- Afgeplat
- Helder cytoplasma
8
Q
Extracellulaire matrix, betekenis + opbouw 4
A
- Verzamelnaam v gelatineus vloeistof m vezelachtige structuren die oa stevigheid biedt aan t weefsel
1. hyaluronzuur ; kan water binden –> schokdemper
2. collageen –> biedt stevigheid
3. proteoglycanen
4. beetje glycoproteinen + soms elastine
9
Q
Interstitiële groei
A
Mitotische deling van al bestaande chondroblasten en chrondocyten (vooral in embryo)
10
Q
Appositionele groei
A
Cellen vanuit perichondrium differentiëren tot chondroblasten
11
Q
Hyalien kraakbeen
A
- Meest voorkomend
- (Collageen type 2)
- Bevindt zich in de groeischijf, wand trachea, gewrichtskraakbeen
12
Q
Elastische kraakbeen
A
- “Op plek 2”
- Naast collageen type 2 ook elastische vezels
- Bevindt zich in bijv de oren; strottenhoofd (epiglottis)
13
Q
Vezelig kraakbeen
A
- “Op plek 3”
- Dicht netwerk van collageen type 1 –> geeft stevigheid
- “Tussenvorm” hyalien kraakbeen en bindweefsel, geen perichondrium
- Bevindt zich in tussenwervelschijven, aanhechting van sommige ligamenten, meniscus ; belangrijke schokdemper
14
Q
Botweefsel (uitleg)
A
- Net als kraakbeen gespecialiseerde vorm bindweefsel
- Bestaat uit cellen (osteoblasten, osteocyten, osteoclasten), matrix (30% collagene vezels / 60 % kalkzouten in volwassenen)
- Dynamische materaal (blijft groeien en afgebroken worden ) , continue remodellering
- Heel rijk gevasculariseerd
15
Q
Botweefsel 4 functies
A
- Steun aan weke delen/ bescherming organen
- Overbrengen van spierkracht –> beweging
- In beenmerg aanmaak bloedcellen
- Reservoir van mineralen
16
Q
Osteoclasten
A
- Voorloper is beenmergstamcel
- Meerdere celkernen
- Eigenschappen macrofaag > groter eter
- In staat botweefsel af te breken
- Veel lysosomen
17
Q
Osteoblasten
A
- Active cellen (lichte nucleus, veel RER)
- Maken collageen
- Produceren osteoïd (extracellulaire matrix, lichter aangekleurd; = nog niet verkalkt botweefsel)
–> deze wordt gemineraliseerd –> calciumzouten (hydroxyapatiet) worden erin afgezet - Osteoblasten raken ingesloten en worden osteocyten
18
Q
Osteocyten
A
- In osteon/ systeem van Havers
- Met elkaar verbonden via canaliculi –> communicatie en transport
19
Q
Botweefsel
A
- Primair (gevlochten, wat zwakker, minder goed stoten opvangen
- Secundair (lamellair) , sterker
20
Q
Endesmale botvorming
A
- Bot wordt gevormd vanuit bindweefsel (lijkt op een membraan)
- Endesmaal –> bijv schedelbeenderen
- Groepjes mesenchymale cellen differentiëren tot osteoblasten die osteoïd vormen
21
Q
Enchondrale botvorming
A
- Bot wordt indirect gevormd doordat kraakbeen vervangen wordt door botweefsel
- Vanuit primair botcentrum: bot wordt afgezet tegen kraakbeenrestanten
In botcentrum: - Kraakbeen vervangen door botweefsel
- Osteoprogenitorcellen uit het periost dringen binnen
–> osteoblasten - Osteoblasten maken botweefsel wat zich afzet tegen de resten van de verkalkte kraakbeenmatrix
- Vanuit secundair botcentrum in epifyse
- Deze botvorming in epifysaire schijven
22
Q
Perichondrale botvorming
A
- Eerste botweefsel wordt gevormd vanuit perichondrium = bindweefsel (dus endesmaal)
- Binnenste cellen van perichondrium differentiëren tot osteoblasten die bot afzetten tegen kraakbeen
23
Q
Epifysaire schijf
A
- Groeischijf
- Verantw voor lengte groei (jeugd en puberteit)
- Enchondrale botvorming
24
Q
Epifysaire schijf 5 zones
A
- Rustzone: hyalien kraakbeen
- Proliferatiezone: snel delende chondrocyten
- Zwellingszone: gezwollen hypertrofisch kraakbeen, kraakbeenschotten
- Botvormingszone: capillairen en osteoprogenitorcellen dringen binnen. Osteoblasten zetten bot af tegen de verkalkte kraakbeenschotten
25
Na botbreuk (5 processen)
1) revascularisatie
2) invasie en proliferatie van osteoprogenitorcellen --> osteoblasten
3) vorming (primair) plexiform bot
4) vorming (secundair) lamellair bot
5) re-modelling
26
De schedelbeenderen worden ......
gevormd en sluiten op elkaar aan door middel van een .........
De schedelbeenderen worden enchondraal / perichondraal / intramembraneus
gevormd en sluiten op elkaar aan door middel van een synostose / synchondrose
/ syndesmose