HC 8.6 Anatomie onderbuik en (kleine) bekken en retroperitoneum Flashcards

1
Q

Welke aftakkingen van de aorta voorzien de buikholte van bloed?

A

De bloedvoorziening van de buikholte heeft drie aftakkingen van de abdominale aorta:
- Truncus coeliacus
- a. mesenterica superior
- a. mesenterica inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar ligt de aorta en waar zou een bloedvat dus altijd beginnen?

A

De aorta ligt retroperitoneaal, een bloedvat zal dus altijd retroperitoneaal beginnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke organen vasculariseert de truncus coeliacus?

A

De truncus coeliacus (1,5 cm) vasculariseert de lever, maag, milt, (deel duodenum), galblaas en pancreas. (voordarm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar splitst de truncus coeliacus in?

A

a. lienalis, a. hepatica communis en de a. gastrica sinistra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verloop van de a. lienalis?

A

De a. lienalis (links): van de a. lienalis splitst de a. gastrico omentalis sinistra af, deze vormt een anastomose met de a. gastrico omentalis dextra rondom de curvatura major. De staart van de pancreas krijgt ook zijn bloed van de a. lienalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verloop van de a. hepatica communis?

A

De a. hepatica communis (rechts):
- van de a. hepatica communis splits de a. gastrica dextra als eerst af. Deze vormt een anastomose in de curvatura minor, met de eerder afgesplitste a. gastrica sinistra, splitst af van de truncus coeliacus.
- Vervolgens splitst de a. gastroduodenalis af, vanuit de a. gastroduodenalis splitst de a. gastro-omentalis dextra af, richting de curvatura major. De tak die richting het duodenum gaat, gaat ook naar de pancreas: a. pancreatico duodenalis.
- Na de afsplitsing van de a. gastroduodenalis is de a. hepatica communis de a. hepatica propria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaraan hangt het omentum majus en van waar krijgt hij zijn bloedvoorziening?

A

Het omentum majus hangt aan de buitenkant van de maag en krijgt zijn bloed uit de a. gastro-omentalis sinistra/dextra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar ligt de milt en waarmee is de milt verbonden?

A

De milt ligt links tegen het diafragma aan, is verbonden via de a. lienalis met de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee is milt door ligamenten mee verbonden? En wat is er bijzonder aan één van die ligamenten?

A

De milt heeft allemaal ligamenten, naar diafragma/colon en maag. Door lig. naar de maag loopt ook de bloedvoorziening, hier zitten de vasa brevia (korte vaten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er door de a. mesenterica superior gevasculariseerd?

A

De a. mesenterica superior vasculariseert het jejunum, ileum, caecum, colon ascendens, colon transversum (halverwege overgenomen door a. mesenterica inferior). (middendarm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er door de a. mesenterica inferior gevasculariseerd?

A

De a. mesenterica inferior vasculariseert het colon descendens, colon sigmoideum en bovenste deel rectum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke kleine holte zit er achter de maag?

A

Achter de maag zit een kleine holte, de bursa omentalis. Onder het lig. hepatoduodenale zit een holte (bursa omentalis) zonder vaten. Ruimte is normaal gesproken plat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zit er lucht in de buikholte?

A

In de darm zit lucht, verder in de buikholte niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de bursa omentalis te bereiken?

A

De bursa omentalis is te bereiken vanuit het foramen epiploicum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de bursa omentalis begrensd?

A

Deze holte is begrensd door:
- Ventraal: maag en omentum minus (enkellaags)
- Dorsaal: pancreas
- Craniaal: lever
- Caudaal: colon transversum
- Lateraal (links): milt
- Mediaal (rechts): foramen epiploicum (opening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de ingangen naar de bursa omentalis ?

A

De ingangen van de bursa omentalis ligt onder het lig. hepatoduodenalis (foramen epiploicum) of door het omentum minus, boven- of onderlangs het colon.

17
Q

Uit welke structuren bestaat het lig. hepatoduodenalis?

A

Het lig. hepatoduodenalis bestaat uit drie structuren: ductus choledochus, v. portae en a. hepatica propria.

18
Q

Waaruit bestaat het laatste deel van het spijsverteringskanaal?

A

Het laatste deel van het spijsverteringskanaal bestaat uit intestinum tenue (jejunum en ileum), ileo-cecaalhoek, colon, rectum en het anale kanaal.

19
Q

Hoe is de verdeling van ileum en jejunum in het intestinum tenue?

A

Intestinum tenue (4-5 meter) hiervan is 40% jejunum en 60% ileum.

20
Q

Hoe wordt het intestinum tenue bedekt en hoe zit het vast aan de buikwand?

A

Het wordt ventraal bedekt door het omentum majus en zit bevestigd aan het dorsale mesenterium via de radix mesenterii (begin waar mee ze vast zitten, loopt van linksboven naar rechtsonder).

21
Q

Wat zijn de kenmerken van het jejunum?

A

Jejunum: rozige kleur (meer kleine vaatjes), minder vet mesenterium waar goed doorheen gekeken kan worden, lange vasa recta (1-3 cm) en weinig arcades. Voor de absorptie van voedingstoffen: koolhydraten, aminozuren en lipiden.

22
Q

Wat zijn de kenmerken van het ileum?

A

Ileum: grijze kleur, dik en vet mesenterium met slecht zichtbare arcades, korte vasa recta (1-2 cm), dwarsverbindingen, veel arcades en bevat kleine lymfeknoopjes. Voor de absorptie van de niet-opgenomen koolhydraten, aminozuren en vetzuren in het jejunum. Zorgt voor verdere resorptie (actief opnemen van voedingsstoffen door de wand van de darm heen in het bloed) van afbraak enzymen.

23
Q

Hoe kun je de dikke darm onderscheiden van de dunne darm?

A

Je kan niet zeggen op basis van diameter of het een dikke darm of een dunne darm is. Vetaanhangsels: appendices epiploica alleen bij de dikke darm. Dikke darm heeft 3 lengte spieren, dunne darm heeft alleen kringspieren. Haustra en plicae.