HC 1 OWE 2 Flashcards

1
Q

Wat verstaan we onder Ontwikkeling

A

een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 ontwikkelingsprocessen onderscheidt Werner?

A

Differentiatie en integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is differentiatie in het ontwikkelingsproces?

A

Verfijnen van eerder aangeleerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 5 levensfasen onderscheiden we bij kinderen?

A
  1. Babyperiode (0-1 jaar)
  2. Peuterperiode (1-4 jaar)
  3. Kleuterperiode (4-6 jaar)
  4. Schoolperiode (6-12 jaar)
  5. Adolescentie (12-18 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de ontwikkelingskenmerken van de babyperiode?

A
  • Hoog groei- en ontwikkelingstempo, vooral motorisch
  • Geheel afhankelijk van zorg en bescherming
  • ontstaan van eerste gehechtheidsrelatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de ontwikkelingskenmerken van de peuterperiode?

A
  • Taalontwikkeling
  • Ontdekkingsdrang
  • Meer autonomie door bewegen en spraak
  • Egocentrisme: peuter kan zich nog niet in een ander verplaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de ontwikkelingskenmerken van de kleuterperiode?

A
  • begin met leren lezen en rekenen
  • meer op andere kinderen gericht; sociale ontwikkeling neemt toe
  • spelen met veel fantasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de ontwikkelingskenmerken van de schoolperiode?

A
  • cognitieve ontwikkeling staat centraal
  • meer zelfstandigheid
  • sociale contacten verbreden zich (sport/hobby)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de ontwikkelingskenmerken van de adolescentie?

A
  • lichamelijke verandering door puberteit (geslachtsrijping)
  • begin seksuele belangstelling
  • identiteitsontwikkeling
  • relatie met leeftijdsgenoten minstens zo belangrijk als met ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe keek de verlichte filosoof Locke naar ontwikkeling?

A
  • Tabula rasa
  • Geen erfelijke bagage maar ervaringen bepalend voor levensloop
  • Strikte opvoeding
  • Aanleren in plaats van afleren (kind wordt niet met slechte gewoonten geboren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe keek de verlichte filosoof Rousseau naar ontwikkeling?

A
  • Aangeboren natuurlijke goedheid
  • Ruimte bieden aan nieuwsgierigheid
  • Het kind als actief en ontdekkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe keek bioloog Darwin naar ontwikkeling?

A
  • evolutietheorie
  • aanpassingsvermogen
  • ging als eerste observeren (bij zijn zoon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Naar welke domeinen kijken we bij ontwikkeling?

A
  • biologische domein: groei en rijping (motorisch en hersenen)
  • sociale domein: relaties opbouwen
  • emotionele domein: eigen gevoelens, wat is goed en wat fout?
  • cognitieve domein: gaat over het leren, hoe gaat dat?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kijken aanhangers van de Nature-theorie naar ontwikkeling?

A

nadruk ligt op het ontdekken van erfelijke eigenschappen en vermogens: aangeboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kijken aanhangers van de Nurture-theorie naar ontwikkeling?

A

nadruk ligt op invloeden van de omgeving op iemand ontwikkeling: aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kijken aanhangers van Epigenetics naar Nature en Nurture?

A

nature en nurture hebben wederzijds invloed op elkaar

17
Q

Hoe keek Freud naar ontwikkeling?

A

ontwikkeling wordt beïnvloed door het onderbewuste (driften)

18
Q

Welke 3 aspecten van de persoonlijkheid benoemde Freud?

A
# Id (Es) --> het primitieve (aangeboren (seksuele) driften) 
# Ego (Ich) --> het rationele (acceptabele manier uiting aan driften) 
# Superego (Über-ich) --> het geweten
19
Q

Welke 5 stadia van driftontwikkeling benoemde Freud?

A
# De orale fase (0-1 jaar): eten, drinken, zuigbehoefte (mond) 
# De anale fase (1-3 jaar): zindelijk worden, controle over de ontlasting 
# De fallische fase (3-6 jaar): gericht op de genitaliën: oedipuscomplex, penisnijd: kind ontdekt geslachtsverschil 
# De latentiefase (6-12 jaar): driften gaan iets liggen 
# De genitale fase (na 12 jaar): puberteit: kind wordt compleet door driften gestuurd
20
Q

Hoe keek Piaget naar ontwikkeling?

A
  • gedrag van kinderen in bepaalde fase is een weerspiegeling van het denk/kennisniveau
  • kinderen exploreren actief hun omgeving
  • kinderen bouwen voort op de kennis die ze al hebben (constructivisme)
  • kinderen bouwen schema’s op
21
Q

Wat is een ‘schema’ volgens Piaget?

A
  • een flexibel gedachtepatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een ervaring
  • kan groeien door zich aan te passen aan de omgeving: adaptie
22
Q

Door welke 2 processen vindt volgens Piaget adaptie plaats?

A
# assimilatie: de nieuwe ervaring wordt binnen het beschikbare schema gepast 
# accommodatie: onder invloed van nieuwe ervaringen worden bestaande schema's aangepast
									   aangepast
23
Q

Wat is assimilatie?

A

De nieuwe ervaring wordt binnen het beschikbare schema gepast

24
Q

Wat is accommodatie?

A

Onder invloed van nieuwe ervaringen worden bestaande schema’s aangepast

25
Q

Waarop is de Leertheorie (behaviorisme) gestoeld?

A
  • nurture: omgeving stopt er iets in en daaruit volgt bepaald gedrag
  • leren is een relatief blijvende gedragsverandering als gevolg van een opgedane ervaring
26
Q

Welke 3 belangrijke stromingen zijn er binnen de Leertheorie (behaviorisme)?

A
# De klassieke conditionering
# De operante conditionering
# Sociale leertheorie
27
Q

Wat verstaan we onder de Klassieke conditionering?

A
  • het kind is een onbeschreven blad (tabula rasa): door opvoeding kun je helemaal vormen
  • Watson
  • in de lijn van Pavlov
  • Pavlovs theorie toegepast bij mensen
28
Q

Wat verstaan we onder Operante conditionering?

A
  • manier van conditioneren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt
  • Skinner
    # Positieve bekrachtiging (sticker)
    # Negatieve bekrachtiging (piepje autogordel)
    # Positieve straf (strafregels schrijven)
    # Negatieve straf (niet mogen buitenspelen)
29
Q

Wat verstaan we onder de Sociale leertheorie?

A
  • Modeling: mensen zijn cognitieve wezens, ze leren door observatie. Mensen doen hun voorbeeld na
  • Bandura
30
Q

Wat zijn de belangrijkste leerprincipes?

A
# Gewenning: als iets heel vaak gebeurt dan leert een kind daarvan.
# Uitdoving: als je bij Pavlov de stimulus niet meer opvolgt, dan dooft het uit.
# Bekrachtiging: gebeurt het sterkst als het niet continu gebeurt maar af en toe. 
# Straf.
# Bekrachtiging, continu of onderbroken 
# Imitatie
31
Q

Wat is integratie in het ontwikkelingsproces?

A

Combinaties van eerder aangeleerd gedrag.

32
Q

Welke drie periodes zijn er tijdens de zwangerschap?

A
# Bevruchte eicel (0-2 weken)
# Embryo (2-8 weken)
# Foetus (tot geboorte)