Havo 3 H1 woordjes Flashcards
als
toen
außer
behalve
deswegen
daarom
der Fluss
de rivier
das Gebäude
het gebouw
gehören zu
behoren tot
jedes Jahre
elk jaar
oben
boven
der Platz
de plek, de plaats
stattfinden
plaats vinden
unten
beneden
versuchen
proberen
außerdem
bovendien
der Eintritt
de entree
erhalten
krijgen, ontvangen
der Flughafen
het vliegveld
die öffentlichen Verkehrsmittel
het openbaar vervoer
passieren
gebeuren
recht haben
gelijk hebben
die sehenswürdigkeit
de bezienswaardigheid
verpassen
missen
wach
wakker
weit
ver
zu zweit
in tweetallen, met z’n tweeën
de handdoek
das Handtuch, die handtücher
het mobieltje
das Handy, die Handys
de koffer
der Koffer, die Koffer
het luchtbed
die Luftmatratze, die Luftmatratzen
de portemonee
das Portemonnaie, die Portemonnaies
de reistas
die Reisetasche, die Reisetaschen
de slaapzak
der Schlafzack, die Schlafsäcke
de zonnebril
de Sonnebrille, die Sonnebrillen
de zonnebrandcrème
die Sonnecreme, die Sonnecremes
de zaklamp
die Taschenlampe, die Taschenlampen
het tijdschrift
die Zeitschrift, die Zetschriften
de tent
die Zelt, die Zelte
sorry mag ik je/ u iets vragen
entschuldigung darf ich dich/ Sie etwas fragen
natuurlijk wat kan ik voor je/ u doen
na klar was kann ich für dich/ Sie tun
nee ik heb helaas geen tijd
nein ich habe leider keine zeit
sorry kun je, kunt u mij helpen? Ik ben mij horloge kwijt
entschuldigung kannst du/ können Sie mir helfen? Ich habe meine Uhr verloren
wat vervelend dat spijt me voor je/ u
wie ärgerlich das tut mir leid für dich/ Sie
hoe ziet de rugzak eruit
wie sieht die Tache aus
hij is van stof/ leer/ kunststof
er ist aus stoff/ leder/ kunststoff
hoe ziet de tas eruit
wie sieht die tasche aus
ze is geel/ donkergroen/ lichtblauw met witte bloemen/ gestreept
sie ist gelb/ dunkelgrün/ hellblau mit weißen blumen/ gestreift
is je koffer groot
ist dein koffer groß
nee hij is tamelijk klein/ middelgroot
nein er ist ziemlich klein/ mittelgroß
hartelijk dank voor jouw/ uw hulp
vielen dank für deine/ ihre hilfe
graag gedaan/ niets te danken
gern geschehen/ nichts zu danken
in juli/ augustus waren we een week/ twee weken/ tien dagen op vakantie
im juli/ august waren wir eine woche/ zwei wochen/ zehn tage im urlaub
ik heb mijn vakantie thuis doorgebracht
ich hebe meine ferien zu hause verbracht
wij zijn met de auto/ trein/ bus naar spanje gegaan
wir sind mit dem auto/ zug/ bus nacj spanien gefahren
ik ben met het vliegtuig naar griekenland gevlogen
ich bin mit dem flugzeug nach griechenland geflogen
we hebben in eenhotel/ appartement/ tent geslapen
wir haben in einem hotel/ einem appartement/ einem zelt geschlafen
ik heb veel gezwommen en ik heb veel gefietst
ich bin viel geschwommen und ich bin viel rad gefahren
mijn vakantie was heel leuk/ saai
meine ferien waren sehr schön/ langweilig
wandelen/ zeilen vond ik leuk
das wandern/ segeln hat mir spaß gemacht
vandaag vertel ik over mijn zomervakantie
heute erzähle ich etwas über meine sommerferien
dit was mijn presentatie
das war meine präsentation
hebben jullie nog vragen
habt ihr noch fragen
hartelijk dank voor het luisteren
vielen dank für zuhören
bestimmen
bepalen
sich entscheiden
beslissen
gemeinsam
samen
sich kümmern um
zorgen voor
leicht
gemakkelijk, eenvoudig
obwohl
hoewel
die Sachen
de spullen
der Schritt
de stap, de pas
traumhaft
fantastisch
sich etwas überlegen
ergens over nadenken
das Ziel
het doel
das Zimmer
de kamer
benutzen
gebruiken
der Ehrgeiz
de ambitie
erlaubt sein
toegestaan zijn
hinten
achteraan, achterin
leise
zachtjes
die Näche
de buurt, de omgeving
ordentlich
netjes
rechtzeitig
optijd
schade
jammer
der Termin
de afspraak
vorne
vooraan, voorin
zuhören
luisteren
de opdracht begrijpen
die Aufgabe verstehen
iets uit je hoofd leren
etwas auwendig lernen
een fout maken
einen Fehler machen
de formule in het schrift schrijven
die Formel ins Heft schreiben
een vreemde taal leren
eine Fremdsprache lernen
huiswerk maken
hausaufgaben machen
een proefwerk maken
eine Klassenarbeit schreiben
bijles krijgen
Nachhilfe bekommen
een zin vertalen
einen Satz übersetzen
de oefening uitleggen
die Übung erklären
de woorden leren
die Vokabeln lernen
het rapport krijgen
das Zeugnis bekommen
ik zit op de havo
ich gehe am realschule
ik zit in de derde klas
ich gehe in die neunte klasse
ik ga graag naar school
ich gehe gern in die schule
ik heb ook meestal goeie cijfers
ich habe auch meistens gute Noten
de school vind ik heel/ niet leuk
die schule macht mir großen/ keinen spaß
ik wil goede cijfers halen/ mijn cijfers maken me niet uit
ich will gute Noten schreiben/ meine noten sind mir egal
de docent duits heeft veel humor
der deutschlehrer hat viel humor
de lerares biologie/ de leraar aardrijkskunde vind ik aardig/ grappig (on)sympathiek/ streng
die biologielehrerin/ den erdkundelehrer finde ich nett/ witzig/ (un)sympathisch/ streng
de leraar wiskunde geeft veel huiswerk op
der mathelehrer gibt zu viel hausaufgaben auf
nederlands vind ik interessant/ moeilijk/ stom/ inspannend
niederländischfinde ich interessant/ schwierig/ blöd/ anstrengend
geschiedenis is gemakkelijker dan scheikunde
geschichte ist einfacher als chemie
engels vind ik moeilijker dan frans
englisch finde ich schwieriger als französich
op maandag ben ik om half twee vrij
am montag habe ich um halb zwei frei
de middagpauze duurt een uur
die mittagspause dauert eine stunde
vanmiddag moet ik een spreekbeurt voorbereiden
am nachmittag muss ich ein referat vorbereiten
bij ons begint het eerste lesuur om acht uur
bei uns fängt die erste stunde um acht uhr an
we hebben twee uur les en dan een kleine pauze van tien minuten
wir haben zwei stunden unterricht und dann eine klaine pause von zehn minuten