Harry Potter 1 Flashcards
(Ver-/op-)Eisen, verlangen van
Exigir
Aan de andere kant van
En el lado opuesto a
De duim
El pulgar, los pulgares
De anderen
Los demás
Goed gedaan
Bien hecho
Opstaan (niet na het wakker worden, maar uit een stoel)
Ponerse de pie
Weer gaan zitten
Volver a sentarse
Meterse (en/con)
Meterse en = bemoeien, mengen (in)
Meterse = ingaan, betreden, binnenkomen, binnengaan
Meterse con = iemand pesten, belazeren, lastigvallen
Wild, bruut, woest
Salvajemente
Wijzen (op), benadrukken, aanwijzen, aangeven
Señalar (a)
Oversteken, doorkruisen
Atravesar
Horen
Vervoeg: tt, imperf, perf.
Oír
tt: Yo oigo Tú oyes Él oye Nosotros oímos Ellos oyen
imp: Yo oía Tú oías Él oía Nosotros oíamos Ellos oían
perf: Yo oí Tú oíste Él oyó Nosotros oímos Ellos oyeron
Llegar (a)
Aankomen, arriveren (de spreker is op de eindbestemming of ergens anders)
Venir
Komen, aankomen, hierkomen
De spreker is op de eindbestemming (dus de andere persoon komt van ergens anders naar de spreker)
Venir/ir
Traer/llevar
Venir/traer – kom/breng naar hier (van ergens naar hier vanuit het gezichtspunt van de spreker)
Ir/llevar – ga/breng daarheen (van hier naar ergens anders)