HAP Chapter 3 Flashcards
1
Q
wat is the cell theory? 3 dingen
A
smallest unit of life, all organisms are made of them en they only arise from other cells
2
Q
wat is een composite cell?
A
generalized cell
3
Q
uit welke 3 dingen bestaat een composite cell?
A
plasma membrane, nucleus, cytoplasm with organelles
4
Q
wat is ECF?
A
extracellular fluid, includes interstitial fluid
5
Q
wat is the fluid mosaic model?
A
plasma membrane is fluid lipid bilayer, proteins float on it and change shape
6
Q
wat doet cholesterol?
A
stiffens the membrane
7
Q
Waar bevinden integral proteins zich?
A
in 1 of beide lagen van het membrane
8
Q
waar bevinden transmembrane proteins zich?
A
in beide lagen van het membrane
9
Q
zijn integral proteins hydrofoob of hydrofiel?
A
beide
10
Q
welke 4 soorten integral proteins zijn er?
A
channels, carriers, enzymes, receptors
11
Q
wat is signal transduction?
A
signalen doorgeven met receptor
12
Q
welke soort proteins zijn er naast integral proteins?
A
peripheral proteins
13
Q
waar bevinden peripheral proteins zich?
A
anchored to membrane or to integral protein
14
Q
welke 3 soorten functies van peripheral proteins zijn er?
A
enzymen, motor proteins, linking cells together
15
Q
wat zijn glycolipids?
A
phospholipids with a carbohydrate instead of a phosphate
16
Q
wat zijn glycoproteins?
A
proteins with sugars attached
17
Q
wat is glycocalix?
A
sugar-coating on extracellular surface of a cell
18
Q
waar bestaat de glycocalix uit?
A
sugars from glycolipids and glycoproteins, secreted glycoproteins
19
Q
hoe is een glycocalix uniek?
A
the pattern of sugars provides identity
20
Q
welke 3 soorten cell junctions zijn er?
A
tight junctions, desmosomes, gap-junctions
21
Q
waar bestaat tight junctions uit?
A
series of integral protein molecules in membranes fused together
22
Q
welke 2 functies hebben tight junctions?
A
prevent molecules from passing between cells en restrict movement of membrane proteins
23
Q
wat is een andere naam voor desmosomes?
A
anchoring junctions
24
Q
wat zijn cadherins?
A
proteins, steken uit van binnen naar buitenkant cel, haken in elkaar als velcro van 2 cellen bij desmosomen
25
hoe zijn desmosomes opgebouwd?
plaques on the inside met cadherins die uitsteken en als velcro 2 cellen verbinden, aan de binnenkant verbinden intermediate filaments beide plaques van een cel
26
wat zijn guy-wires?
desmosomen met intermediate filaments die tension verspreiden in een cellular sheet
27
wat zijn gap junctions?
communication junctions
28
wat zijn connexons?
hollow protein cilinders, form gap junctions
29
hoe zijn gap junctions opgebouwd?
connexons connect two membranes
30
hoe weten gap junctions wat ze moeten communiceren
different types let different things pass through
31
hoe definieer je diffusion?
movement along concentration gradiënt
32
wat is de driving force van diffusion?
intrinsic kinetic energy of molecules
33
welke 3 dingen bepalen de speed of diffusion?
difference in concentration, molecular size, temperature
34
wat is differentially permeable?
dat een hydrophobic membrane niet alles doorlaat
35
welke 3 typen diffusion zijn er?
simple diffusion, facilitated diffusion and osmosis
36
welke 2 soorten facilitated diffusion zijn er?
carrier-mediated en channel-mediated
37
welke soort facilitated diffusion heeft een maximum rate en waarom?
carrier-mediated, als ze allemaal saturated zijn
38
welke 2 soorten channels zijn er bij diffusion?
leakage channels (always open) en gated channels (controlled)
39
waarmee zijn channels gevuld als ze niet gebruikt worden?
water
40
wat zijn APQ's?
aquaporines, waterkanalen
41
wat is hydrostatic pressure?
turgor
42
hoe noem je moleculen die niet door het membraan kunnen?
nonpenetrating
43
wat is tonicity?
solution's ability to change cell's shape bij altering water volumes
44
wat is to crenate?
to shrink
45
wat is lyse
bursting of a cell
46
wat is de eenheid van osmolarity
osmol/L, osmol=1 mol moleculen
47
wat is saturability?
there's a maximum rate of transport
48
wat is specificity?
carriers are specific
49
welke 2 types actief membrane transport zijn er?
active transport en vesicular transport
50
wat is active transport
requires transport proteins
51
is active transport specifically? and reversibly?
yes, yes
52
welke 2 soorten active transport zijn er
primary and secundary
53
wat is primary active transport?
ATP becomes ADP --> changes shape of pump --> pumps
54
wat is phosphorylation of the pump?
de vorm van de pomp verandert als ATP ADP wordt
55
welke 2 factoren bepalen of diffusie plaatsvindt?
concentration and electical lading
56
Hoeveel Na en K pompt de NaKpomp?
3 Na per 2 K
57
hoe werkt secundary active transport?
specific downhill and uphill movements are combined, primary creeert een concentration gradient en die diffuseert terug en neemt een andere stof mee
58
wat is the source of energy bij secundary active transport?
concentration gradient
59
welke 2 soorten secundary active transport bestaan er?
symport (same direction) and antiport (opposite directions)
60
wat is vesicular transport?
transport in vesicles
61
wat is transcytosis?
into cell --> across cell --> out of the cell
62
wat is vesicular trafficking?
movement inside cell
63
welke 3 soorten endocytosis zijn er en wat zijn ze?
phagocytosis (eats harmfull large things), pinocytosis (fluid phase endocytosis) en receptor-mediated (eerst binden aan receptor, dan geheel naar binnen halen)
64
wat zijn pseudopods?
schijnvoetjes waarmee bij phagocytosis wordt ingesloten
65
wat is een phagosome?
phagocyte die iets heeft opgenomen
66
wat is amoeboid motion?
motion by changing shape
67
wat is de functie van pinocytosis?
sampling
68
wat is een endosome
blaasje, sorteert wat binnenkomt bij pinocytosis
69
in wat voor blaasje vindt exocytose plaats
secretory vesicle
70
wat is de functie van V-SNARE en T-SNARE?
dat bij exocytose de membranen smoothly mixen
71
wat is de normale membraanpotentiaal?
-70 mV
72
welke cellen hebben een membraanpotentiaal?
alle cellen
73
wat zijn CAM's?
cell adhesion molecules, anchor cells to other cells or extracellular molecules
74
wat kan een cel met CAM's?
bewegen, SOS signals in blood vessels geven, changes in the ECM merken
75
wat is een ligand?
messenger, bindt aan receptor
76
wat zijn paracrines?
een type ligands
77
wat gebeurt er als een ligand bindt?
receptor changes structure, G protein generates second messengers
78
wat doet cyclisch AMP?
second messenger, haalt P van ATP af om andere dingen energie te geven
79
welke 2 soorten signaling zijn er?
contact signaling en chemical signaling
80
wat zijn inclusions?
stored nutriënts in cytoplams, fat, pigment, etc
81
wat is cytosol?
water with dissolved solutes, part of cytoplasm
82
waarom zijn sommige organellen membranous?
dat maintains het internal environment
83
wat zijn cristae?
plooien in het binnenste membraan van mitochondria
84
wat is fission?
delen van mitochondria
85
waar in mitochondria bevindt zich matrix?
in het binnenste membraan
86
wat is aerobic cellular respiration?
energieproductie in mitochondria
87
waar bestaan ribosomen uit?
proteins en rRNA
88
wat is het verschil in functie tussen free ribosomes en membrane-bound ribosomes?
free ribosomes produce proteins for in the cytosol + some organelles, membrane-bound ribosomes produce proteins for membranes, lysosomes en export
89
wat zijn cistern?
de sacs waaruit het ER bestaat
90
waarin loopt het ER door?
outer nuclear membrane
91
waaruit bestaat het SER?
tubules in a network
92
wat gebeurt er in het SER
enzymes catalise reactions
93
wat doet het golgi?
modifies, concentrates, exports
94
wat zijn peroxisomes?
sacs with enzymes for detoxification?
95
wat doen oxidases en catalases?
osidases neutralize free radicals to H2O2, catalases make H2O out of it
96
wat zijn acid hydrolases?
digestive enzymes in lysosomes
97
wat is autophagy?
degrading dead cells in lysosomes
98
wat is autolysis en hoe wordt het veroorzaakt?
cell loopt leeg, doordat lysosome ruptures
99
wat is het endomembrane system?
all organelles connected to or made of ER/Golgi
100
wat is de functie van het endomembrane system?
produce, degrade, store and export molecules
101
wat is het centrosome
cell centre, organises microtubules
102
waar liggen de centrioles?
in het centrosome
103
wat zijn microfilaments?
actinefilamenten
104
wat zijn intermediate filaments?
internal cables, verbinden desmosomes
105
waaruit bestaan intermediate filaments?
4 twisted fibers
106
wat is tubulin?
bouwsteen van microtubules
107
wat zijn cilia?
trilharen
108
hoe ontstaan cilia?
centrioles delen en gaan naar het membraan, daar groeien cilia uit
109
wat zijn basal bodies?
centriolen waar cilia uitgroeien
110
wat is een flagella?
zweepstaart van sperm
111
hoe zijn centriolen opgebouwd?
9 groepjes van 3 eiwitten in n cirkel
112
hoe zijn cilia opgebouwd?
9 groepjes van 2 eiwitten in cirkel om 2 eiwitten heen die in het midden liggen
113
hoe bewegen cilia?
dynein arm pushes 1 pair in the middle up --> cilia bends
114
wat is de power stroke en wat is de recovery stroke bij een cilia?
power stroke is omklappen, recovery stroke is terugbuigen
115
waaruit bestaan microvilli?
actinekern
116
waar komen microvilli in uit?
in terminal web onder celmembraan van actine
117
wat is het terminal web?
actine onder het celmembraan
118
hoe noem je het als iets geen celkern bezit? en heel veel?
anucleate, multinucleate
119
wat is de nuclear envelope?
kernmembraan, 2 lagig
120
wat zijn nuclear lamina?
lamines die structuur geven onder inner layer van nuclear envelope
121
wat zijn lamins?
staafvormige eiwitten in het nuclear lamina
122
hoe gaat mRNA de kern uit?
via nuclear pores
123
wat voor vocht bevindt zich in de kern?
nucleoplasm
124
wat zijn nucleoli?
de plek waar ribosomal subunits assamble en ribosomen vormen
125
wat is chromatine?
uitgerolde chromosomen
126
wat is een nucleosome?
8 histone proteins met DNA 2x eromheen gewikkeld
127
wat doet linker DNA
verbindt nucleosomes
128
wat is extended chromatine?
uitgerold
129
hoe noem je opgerold chromatine?
condensed
130
Uit welke 3 fasen bestaat de interphase en wat gebeurt er?
G1: synthesizing proteins and growth
S phase: DNA replication, histones are made, chromatine is formed
G2: proteins needed for devision are synthesized, checkpoint at the end
131
Hoe noem je de phase van cell devision waarin alles gebeurt?
Mitotic (M) phase
132
wat is mitose?
devision of the nucleus
133
welke 4 fasen bestaat mitose uit en wat gebeurt daar?
prophase: chromosomes formed, nucleoli dissapear, envelope breaks down, poles drive apart
metaphase: chromosomes align, enzymes seperate chromatids
anaphase: chromatids split
telophase: vanaf dat chromosomal movement stops
134
wat zijn kinetochores?
de plek op centromeres waar microtubules attach
135
wat is de spindle equator (synoniem)?
metaphase plate, waar chromosomes align voor deling
136
wat is cytokinesis?
contractile ring of actin splits cells
137
wat is een cleavage furrow?
de kloof die actine veroorzaakt bij het samentrekken in een ring om een cel in tweeen te splitsen
138
welke 4 stappen kent DNA replication?
uncoiling: DNA unwinded
separation: replication fork formed
assembly: 2 new strands formed
restoration: ligase lijmt aan elkaar
139
Hoe noem je de 2 strands bij dna replication?
leading en lagging strand
140
wat is het restriction point?
G1 checkpoint
141
wat zijn cdks?
cyclindependent kinases, cause cascades that cause cell devision
142
wat is het verschil tussen tRNA en rRNA, met mRNA?
mRNA is not long-lived and stable
143
hoe verloopt transcriptie?
transcription factors stimulate histones to loosen, then bind to promotor, then RNA polymerase binds, moves, reaches termination signal
144
welke 3 stappen zijn er in transcriptie?
initiation: RNA polymerase binds to promotor
elongiation: RNA polymerase moves and forms mRNA
termination: RNA polymerase is finished
145
hoe noem je de moleculen die introns verwijderen?
spiceosomes
146
wat is aminoacyl-tRNA?
tRNA met een aminozuur eraan
147
Welke 3 stappen zijn er in translatie?
initiation: ribosome binds to tRNA and to mRNA, small part first
elongiation: tRNA binds on A side, aminoacids bind, ribosome moves 1 codon and starts again
termination: stopcodon --> water hydrolyses bind on P side, ribosome releases and splits
148
wat is peptide bond formation?
amino acids bind to eachother
149
wat is een polyribosome?
meer ribosomen aan hetzelfde mRNA verbonden
150
wat is een SRP?
signaalherkenningsmolecuul, connects ribosome to ER
151
wat herkent een SRP?
de signal sequence van een eiwit
152
hoe komt een eiwit in het ER?
SRP herkent signal sequence en bindt --> laat zelf weer los, polypeptideketen groeit nu het ER in
153
welke 3 plekken heeft een ribosome?
A site: new tRNA molecule
P site: last tRNA molecule
E site: exit
154
wat zijn MicroRNA's
RNA that can suppress mRNA by interfering
155
wat zijn siRNA's
miRNA's uit virus RNA gemaakt
156
wat is autophagy?
verpakken in blaasjes, die laten versmelten met lysosomen die ze verteren
157
wat is the ubiquitin-proteasome pathway?
ubiquitines attach to protein --> proteasomes hydrolyze them
158
hoe werkt apoptosis?
mitochondrial membranes become permeable --> factors leak, activate caspases that initiate apoptosis
159
wat zijn caspases?
als geactiveerd veroorzaken ze apoptosis
160
wat is de wear-and-tear theory?
aging by toxines en aanvallen die ophopen waardoor cellen sterven
161
wat is de mitochondrial theory?
aging by free radicals die mitochondriën steeds verder beschadigen waardoor energie achteruit gaat
162
wat is de immune theory?
aging by verzwakkend immuunsysteem
163
wat is de genetic theory?
aging by verkortende telomeres
