Handig om te weten ๐Ÿ˜ƒ Flashcards

1
Q

Descriptive statistics

A

Statistical procedures, used to summarize, organize and simplify data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Inferential statistics

A

Techniques that allow us to study samples and then make generalizations about the populations from which they were selected

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Discrete variabelen

A

Alleen hele waarden zijn mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Continue variabelen

A

Kan elke waarde aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ordinale data/schaal

A

De data kunnen worden gecategoriseerd en er is sprake van een duidelijke rangorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nominale data/schaal

A

Geen data is gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ratio data/schaal

A

Een kwantitatieve schaal met een betekenisvol of absoluut nulpunt en gelijke intervallen tussen aangrenzende punten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interval data/schaal

A

Een bereik van waarden met een betekenisvol wiskundig verschil, maar geen absolute nul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer gebruik je een histogram of polygon?

A

Wanneer de gegevens bestaan uit numerieke scores die zijn gemeten op een interval- of ratioschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer gebruik je een โ€˜bar graphโ€™?

A

Wanneer de scores worden gemeten op een nominale of ordinale schaal (meestal niet-numerieke waarden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

โ€˜Smooth curveโ€™ (bijv normale verdeling)

A

Laat relatieve veranderingen zien die optreden van de ene score naar de volgende,
Gebruiken wanneer een populatie bestaat uit numerieke scores van een interval- of ratioschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mode aka modus

A

De score met de hoogste frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

positively skewed distribution

A

Piek aan de linkerkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

negatively skewed distribution

A

Piek aan de rechterkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bimodal

A

Twee modussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Variabiliteit

A

Beschrijft verschillen tussen variabelen uit een sample,
beschrijft of de variabelen dichtbij elkaar liggen of niet
(laag: dichtbij en andersom)

17
Q

Type 1 error

A

Een nul-hypothese wordt afgewezen, terwijl deze eigenlijk wel waar is

18
Q

Type 2 error

A

Een nul-hypothese wordt niet afgewezen, terwijl deze eigenlijk niet klopt

19
Q

Interpretatie cohenโ€™s d

A

d = 0.20 โ€“> klein effect
d = 0.50 โ€“> medium effect
d = 0.80 โ€“> groot effect

20
Q

s^2

A

SS/n-1

21
Q

S(M)

A

wortel: s^2/n

22
Q

Independent measures design

A

Andere proefpersonen worden gebruikt in de verschillende groepen van de onafhankelijke variabele

23
Q

SP

A

ฮฃ(x-Mx)(y-My)

24
Q

Chi-square tests

A

Non-parametric tests,

25
Q

mu bij de p en q zooi

A

p x n

26
Q

sigma bij de p en q zooi

A

wortel: n x p x q