Handelsverrichtingen Flashcards

1
Q

Handelsverrichting

A

Verrichting van een onderneming die (buitenlandse) handel voert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsverdeling/specialisatie

A

iedereen houdt zich bezig met 1 welbepaalde taak, o.b.v. zijn/haar talent. Dit leidt tot een noodzaak om goederen onderling te verhandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Autarkie

A

Gemeenschap waarbij iedereen zijn eigen behoeften voorziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Betalingstechnieken

A

Technieken inzake betaling bij handel (nodig doordat goederen vervoerd moeten worden.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Connossement

A

Document gebruikt bij vervoer over zee, wordt ondertekent door de kapitein, die verklaart de goederen te hebben ontvangen + zich verbindt om de goederen naar de juiste haven te vervoeren. (Zekerheid koper stijgt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factuur

A

Document dat een betalingsverplichting van klant aan leverancier weergeeft, het beschrijft de goederen en geeft de koper info over de hoeveelheid, prijs, gewicht, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Documentair incasso

A

Incasso waarbij de financiële papieren zoals wissels, cheques, en de commerciële documenten (bijv. factuur) door de exporteur aan zijn bank ter
incasso worden gegeven, die deze via haar buitenlandse correspondent tracht te innen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Documentair krediet

A

Bank v/d koper gerandeert dat de verkoper zal betaald worden als hij al zijn verplichtingen is nagekomen. Dit bewijs wordt geleverd d.m.v. documenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Discontokrediet

A

Krediet gebaseerd op geaccepteerde wissel, die wordt voor de vervaldag verdisconteerd aan de bank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wissel

A

Document met betalingsverplichting op toekomstige datum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verdisconteren

A

Verkopen (door trekker) van wissel (aan bank).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cedentendiscontokrediet

A

Krediet aangevraagd door de leverancier bij zijn bank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Discontokosten

A

Vergoeding voor het vroegtijdig betalen v/ wissel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leveranciersdiscontokrediet

A

Krediet aangevraagd door koper bij zijn bank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bankaccept

A

Wissel getrokken op en geaccpteerd door bank, mits voorafgaand kredietakkoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Acceptkrediet

A

Voorschot van bank o.b.v. verdiscontering van bankaccept (bank gaat wissel accepteren en verdisconteren.)

17
Q

Exporteurs-acceptkrediet

A

Acceptkrediet gebaseerd op een exportverrichting waarbij de exporteur de kosten draagt en betalingsuitstel geeft.

18
Q

Importeurs-acceptkrediet

A

Acceptkrediet gebaseerd op een importverrichting waarbij de importeur
de kosten draagt en kredietnemer is. De koper betaalt dan contant aan de leveranciers.

19
Q

Contante waarde

A

Nominale waarde - discontokosten

20
Q

Nominale waarde

A

Schuld van de koper bij de verkoper

21
Q

Factoring

A

De leverancier geeft betalingsuitstel en verkoopt de facturen aan een factor. Er bestaan 2
varianten factoring.

22
Q

Voorschot bij factoring

A

Bedrag dat de factor betaald aan de leverancier.

23
Q

Termijnkoers

A

Contantkoers - disagio (Datum vastlegging < datum afhandeling)

24
Q

Contantkoers

A

Koers waaraan een bank vreemde valuta aankoopt.

25
Q

Disagio

A

Het bedrag dat de koers van een aandeel lager is dan de nominale waarde van het aandeel.

26
Q

Contantmarkt

A

Markt voor kopen/verkopen van valuta tegen contantkoers.

27
Q

Call optie

A

Het recht om een actief te kopen tegen een bepaalde uitoefenprijs.

28
Q

Premie bij callopties

A

De prijs die de koper v/d calloptie extra betaald. Hoe lager de uitoefenprijs, hoe hoger de premie.

29
Q

Uitoefenprijs

A

≈Termijnkoers

30
Q

Put-optie

A

Het recht om een actief te verkopen tegen een bepaalde uitoefenprijs.

31
Q

Premie bij put-opties

A

De prijs die de koper v/d put-optie betaald. Hoe hoger de uitoefenprijs, hoe hoger de premie.

32
Q

Financiële markt

A

Markt voor financiële producten (zoals aandelen en obligaties), er bestaan
verschillende types financiële markten.

33
Q

Emittent

A

Uitgever van de obligatie/ het aandeel (bedrijf).

34
Q

Concrete (financiële) markt

A

Markt = markt die plaatsvindt in een gebouw (beurs) -> vloerhandel.

35
Q

Abstracte (financiële) markt

A

Markt die handelt via netwerken (online) -> geen vloerhandel.

36
Q

Primaire markt

A

Het deel van de markt dat de uitgave van nieuwe financiële producten beheert, de
emissie (= uitgifte) van effecten.

37
Q

Secundaire markt

A

Het deel van de markt dat de uitgave van nieuwe financiële producten beheert, de
emissie (= uitgifte) van effecten.

38
Q

Geldmarkt

A

Markt waar de financiële producten (obligatie) een restlooptijd hebben hoogstens 1 jaar.

39
Q

Kapitaalmarkt

A

Markt waar de financiële producten (obligatie & aandeel) een restlooptijd hebben
van minimum 1 jaar, Aandelen behoren ALTIJD tot de kapitaalmarkt (oneindige looptijd).