H8 Cel membranen Flashcards

1
Q

Functies membraan eiwitten

A
  • Transport
  • Enzym activiteit
  • Signaal transductie
  • Cel herkenning
  • Intercellulaire verbinding
  • Verbinding met cytoskelet en extracellulaire matrix
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cholestrol

A

Werkt als vloeibaarheidsbuffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diffusie

A

netto verplaatsing van een stof van plek met hoge concentratie naar een plek met lage concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Diffusie snelheid hangt af van:

A

Bewegingssnelheid deeltjes (temperatuur)
Aantal deeltjes (concentratie verschil)
Oppervlakte
Af te leggen afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Osmose

A

Diffusie van water, door een selectief permeabel membraan. Van een plek met lage osmotische waarde naar een plek met hoge osmotische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Osmotische waarde

A

Aantal opgeloste deeltjes in een oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypotoon

A

Extracellulaire omgeving heeft lagere osmotische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Isotoon

A

Extracellulaire omgeving heeft gelijke osmotische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hypertoon

A

Extracellulaire omgeving heeft hogere osmotische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Turgor

A

Druk van de cel tegen de celwand, doordat water de cel in gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Plasmolyse

A

Het loslaten van het celmembraan van de celwand, doordat water de cel uit gaat
(Het cytoplasma is hypotoon ten opzichte van een hypertone extracellulaire omgeving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grensplasmolyse

A

Isotone omgeving

Hiermee bepaal je osmotische waarde van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kun je cel de bouw van celmembranen beschrijven?

A

Celmembranen zijn vloeibare mozaïeken van vetten en eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor gevolgen heeft dit voor het functioneren van celmembranen? (Hoe kunnen sommige stoffen de cel in/uit en anderen niet?)

A

De structuur van celmembranen maakt ze selectief permeabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kunnen stoffen ‘vanzelf’ de cel in/uit?

A

Passief transport is diffusie van een stof over een membraan waarbij geen energie nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nadelen passief transport

A

Altijd met het concentratie verval mee.
Niet zo goed te reguleren
Snelheid moeilijk te reguleren

17
Q

Wat is de rol van transport eiwitten in gefaciliteerde diffusie?

A

Transporteiwitten zorgen voor een hydrofiele route voor de opgeloste stof om het membraan te passeren.