H5) De strijd om het geloof Flashcards

1
Q

welk probleem had de kerk

A

ze waren niet meer geloofwaardig door misbruiken en wantoestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

misbruiken door de paus

A

nepotisme
levenswandel
verkoop aflaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is nepotisme

A

het schenken van ambten en bezittingen aan vrienden/familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorbeelden van levenswandel

A

minnaressen (-> bastaardskinderern)
luxueus leven
moeien met politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn aflaten

A

ticket to heaven
je betaalt geld om je zonden te laten vergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarvoor worden aflaten gebruikt

A

het financiëren van projecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

misbruiken hoge clerus

A

enkel bekommerd om zichzelf
uit op macht en geld
simonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is simonie

A

verkoop van kerkelijke ambten aan
hoogstbiedende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

misbruiken lage clerus

A

ongeschoold / ongeletterd
geen celibaat
enorm rijk
bedelen, afpersen + dreigen met de hel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

problemen met ongeschoolde / ongeletterde clerus

A

ze konden het evangelie niet lezen of uitleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn spotprenten

A

iets in het belachelijke trekken, aanklagen met een heldere en aantrekkelijke beeldtaal zodat iedereen het begrijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de reformatie

A

de gelovigen willen verandering en hervorming van de Katholieke Kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is absenteïsme

A

vaak afwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn prebenden

A

de inkomst van een geestelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn beneficies

A

een voordeel, ambt die je cadeau hebt gekregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wie was de eerste met kritiek op de RKK

A

Jan Hus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wie is Jan Hus

A

hij is de voorloper en zelfs de voorspeller van de reformatie. Door zijn kritiek werd hij geëxcommuniceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is excommunicatie

A

hierbij wordt je verbannen door de Katholieke Kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is ketterij

A

niet geloven in de Rooms Katholieke Kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waarom zouden ze een ketter openlijk straffen

A

eventuele volgelingen proberen afschrikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

1510, aanleiding Luther

A

in shock van rijkdom, feesten in Rome
aflaten (= macht kerk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

leer van Luther

A

sola fides
sola scriptura
universieel priesterschap
geen hiërarchie
2 sacramenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat betekent sola fides

A

alleen het geloof is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat betekent sola scriptura

A

alleen de Bijbel is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is universieel priesterschap

A

iedere gelovige is priester
door doopsel en geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat zijn de enigste sacramenten vogens Luther

A

eucharistie en doopsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat doet Luther is 1517

A

hij nagelt 95 stellingen aan de kapel van Wittenberg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat is de reactie van de paus op de actie van Luther

A

hij wordt geëxcommuniceerd

29
Q

wat wil Luther bereiken met zijn stellingen

A

de Paus volgens de Bijbel laten leven -> hervormen

30
Q

wat doet Karel V om Luther te naaien

A

hij verklaart hem vogelvrij

31
Q

wat is vogelvrij zijn

A

je staat niet onder de bescherming van de wet

32
Q

wat gebeurt er om Luther te beschermen

A

hij wordt ‘ontvoerd’

33
Q

wat schrijft Luther in zijn verblijf op het kasteel

A

de Bijbel vertaald in het Duits

34
Q

gevolg van de vertaling van de Bijbel in het Duits

A

mensen verstaan de Bijbel, het protestantisme is geboren

35
Q

wat is een bul

A

een officiële oorkonde die door de paus wordt uitgevaardigd

36
Q

door wie werd Johannes Calvijn beïnvloedt

A

door de stellingen van Luther

37
Q

waarom werd Calvijn verbannen uit Frankrijk

A

hij wendde zich af van het rooms-katholicisme, het erkennen van de paus en de christelijke leer uit Rome

38
Q

wat nam Calvijn over uit Luthers leer

A

nadruk op de band met God en de Bijbel

39
Q

waarin verschilde Luthers en Calvijns leer

A

Calvijn = predestinatie
Luther = zelf leven maken

40
Q

wat is predestinatie

A

alles is al voorbestemt en je kan er zelf niks meer aan veranderen

41
Q

leer van Calvijn

A

Bijbel is enige bron van geloof
predestinatie
sober leven zonder vermaak
hard werken en sparen = positief
strenge sociale controle en organisatie

42
Q

hoe geraak je in de hemel volgens de 3 verschillende leren

A

Kath: aflaten en bidden
Luther: goed gedragen
Calvijn: Gods keuze = predestinatie

43
Q

wie kan de Bijbel interpreteren

A

Kath: priesters en de paus
Luther: jezelf
Calvijn: jezelf

44
Q

hoe verspreid het protestantisme

A

vooral Frankrijk, Schotland en oost Europa worden beïnvloedt

45
Q

hoe verspreidt het Lutheranisme

A

Finland, Zweden, Noorwegen, Pruisen

46
Q

hoe verspreidt het Calvenisme

A

vooral het noorden van Frankrijk Nederland, deel van Roemenië, Zwitserland en Schotland

47
Q

waarom verspreidt het Lutheranisme niet naar Engeland

A

Engeland volgt de Anglicaanse Kerk

48
Q

welke uitvinding maakt de verspreiding van de reformatie makkelijker

A

de boekdrukkunst -> alles kan makkelijker rondgaan

49
Q

wat is de contrareformatie

A

hiermee willen ze de reformatie tegengaan

50
Q

op welke 2 elementen zetten de kerkleiding in bij de contrareformatie

A

eigen sterktes benadrukken
interne hervormingen doorvoeren om de kritiek te ontkrachten

51
Q

wat waren de 2 doelstellingen van de contrareformatie

A

reformatie terugdringen (=repressie)
gelovigen naar de juiste stal brengen (=overtuigen)

52
Q

wie keerde zich ook tegen het protestantisme (buiten de paus)

A

Karel V

53
Q

wanneer is het concillie van Trente

A

1545-1563

54
Q

wat gebeurt er in het concillie van Trente

A

de tactiek voor de contrareformatie wordt besproken

55
Q

waarom was kunst een belangrijk wapen in de contrareformatie

A

analfabetisme was de norm dus kunst had een belangrijke onderwijzende en overtuigende functie

56
Q

gelijkenissen barok en rennaisance

A

donkere achtergrond/ dramatisch
anatomisch correct
symmetrie

57
Q

verschillen barok en rennaisance

A

dynamischer
meer emotie
imposanter en groter

58
Q

nieuwe en belangrijke techniek van de barok

A

clair-obscuur -> contrast

59
Q

welke landen waren protestants

A

Engeland, Zweden, grote delen Duitsland, Noorwegen, Finland, Denemarken, Noordelijke Nederlanden en delen Frankrijk

60
Q

wat gebeurde er op de Vrede van Augsburg

A

om interne struggelingen te laten rusten (= meer geld externe conflicten) konden vorsten hun eigen religie kiezen

61
Q

wat gebeurde er met het Edict van Nantes

A

de hugenoten hadden gewetensvrijheid, vrijheid van eredienst en toegang tot openbare ambten

62
Q

wat is gewetensvrijheid

A

je beslist zelf wat goed en kwaad is

63
Q

waarom kregen hugenoten het recht om garnizoenen te onderhouden

A

ze vertrouwden de katholieken niet

64
Q

wanneer was de Vrede van Westfalen

A

1648

65
Q

wat was de Vrede van Westfalen

A

het einde van de laatste en grootste godsdienstoorlog waarin bijna alle Europese landen betrokken waren

66
Q

wat is het edict van Fontainebleau

A

hierin werd het edict van Nantes teruggeroepen en verdwenen de rechten van de hugenoten

67
Q

wat betekent ‘cuius regio, eius religio’

A

van wie het gebied was, was de godsdienst

68
Q

welke nieuwe kloosterorde werd er gesticht

A

de Jezuïetenorde

69
Q

wat houdt de Jezuïetenorde in

A

heel streng gelovig